De bezoeker aan een tentoonstelling krijgt meestal alleen maar het resultaat te zien van een lang proces. De kunstenaar is maanden of jaren bezig met werk waarvan finaal maar een beperkte selectie tentoongesteld wordt. Veel werken zijn niet afgewerkt geraakt of zijn niet rijp genoeg om geëxposeerd te worden. Omdat de kunstenaar op de eerste plaats zelf een selectie maakt, maar ook derden, zoals de curator, de galerist, of naaste vertrouwelingen adviseren of opleggen om niet alle werken te tonen. Enkel die werken die het meest kans maken op succes, zij het boeiende gesprekken, zij het verkoopsgewijs harde valuta. Als kunstenaar zwicht je hiervoor – de opportuniteit om je werk te tonen mag dan open en wijd benut worden, bij voorkeur hou je er toch liefst positieve herinneringen aan over. Het is des mensen om hierin mee te denken met al wie in je entourage vertoeft.
Stel dat je dan toch een hele reeks werken open en bloot gooit. Nog niet direct voor het grote publiek, maar minstens voor een collega-kunstenaar. Dat is net wat collagekunstenares Janien Prummel heeft gedaan. De 366 collages uit haar project ‘Een jaar in collages’ bezorgt ze mooi verpakt in een plastic doos aan kunstenaars met de vraag om er iets mee te doen. Alles mag, behalve de collages stukmaken. Tot nu toe hebben 5 kunstenaars de uitdaging aanvaard. Ben je gevoelig aan de nummering op de ommezijde en leg je alle werken mooi in een tijdslijn, kies je er die werken uit die jou het meest aanspreken, of ga je op zoeken naar andere verbindingen? En wat doe je er dan finaal mee. In zoverre het resultaat er al toe doet.
Voor de expositie Voornemens* vertrok de interventie van de gastkunstenaar van het gegeven dat de volledige reeks niet enkel een tijdsaspect inhoudt, maar ook een ruimtelijke dimensie. En dat gaat verder dan de gesorteerde opstapeling in een doos of het uitzetten van de werken op een tijdslijn. Er werd voor gekozen om alle werken ruimtelijk met elkaar te verbinden. Niet enkel terugkijkend naar de historiek waaruit de werken ontstaan zijn, maar ook vooruitkijkend. Als een grote ‘Druivelaar’, met voor elke dag een mogelijk nieuw voornemen. Hiermee wordt de bezoeker uitgenodigd om door het proces heen te kijken en om voor zichzelf de best mogelijke beleving van het werk te creëren. Dat kan door een eigen selectie te maken, in te zoomen of net het grotere beeld op te zoeken.
Het hiernavolgende interview met kunstenares Janien Prummel geeft meer context rond dit project, maar vooral over hoe een kunstenaar omgaat met de uitdaging ‘proces’ versus ‘resultaat’. En ook hoe de ontwikkeling van haar kunstenaarschap het resultaat is van een permanent bezig zijn met het materiaal, heel vaak onbewust en los van wat het resultaat zal zijn of hoe de kijker erop zal reageren. Wat niettemin wegneemt dat het werk finaal wel zijn plaats opeist en om aandacht vraagt.


Ik lees op je website prominent de bekende quote van Lucebert ‘Alles van waarde is weerloos’. Zegt het ook iets over hoe jij naar kunst kijkt?
Ja waarschijnlijk wel. Er is ook een heel praktische link. Ik ken de publieke versie van in Rotterdam en toen ik hier in Antwerpen op de Academie letterkappen deed, heb ik dat eens nagedaan. Die staat hier nog ergens in huis. Maar ja, ik heb er wel iets mee. Het refereert zeker naar mijn werk. Het gevoel dat ik heb bij het materiaal dat ik gebruik. Toen ik klein was en thuis op de boerderij rondstruinde zocht ik ook al verroeste spijkers en oude dingetjes. Zaken die weerloos waren, maar toch een waarde hadden voor mij. En nu, veel later, herken ik me er ook nog in. Ik voelde me lang heel kwetsbaar als het op het tonen van mijn werk aan kwam. Ik dacht vooral: iedereen zal er wat van vinden, en wil ik dat wel. Maar nu vind ik weerloos vooral een heel mooi woord. Het verwijst naar het kwetsbare van kunst, zowel naar het materiaal, als naar de maker.
Je hebt een voorkeur voor oude boeken waar je zowel de bladzijden als de kaften en de stoffen bindingen gebruikt. Het vormt ook de basis voor je collagetechniek, het combineren van die materialen met opschriften, stiksels…
Dat is geleidelijk aan zo gekomen. Door met materiaal te werken kom je tot je eigen techniek. Laatst kwam ik nog wat oude dingen van thuis tegen. Onder meer een oud kerstkaartje dat ik met mijn moeder had gemaakt. Gescheurde stukken papier die op elkaar geplakt waren. Maar ik heb collage niet altijd zo serieus genomen. Voor mij was het vooral een manier om me af te zetten tegen wat opgelegd werd in de Academie waar ik beeldhouwen deed. Ik voelde me daar niet langer gelukkig. Ik ben dan een andere weg ingeslagen, namelijk die van kunsteducatie, maar het bleef kriebelen om toch weer iets te doen. Ik moest iets terugwinnen van het plezier van het maken, en toen ben ik met collages begonnen. Eerst in schetsboeken, blad na blad. Dat omdraaien vond ik belangrijk. En zo weer een ander werk maken, zonder zwaar te oordelen. En gewoon doen. Ik genoot heel erg van dat soort vrijheid. Niemand wist dat ik dat deed, en ik kon ook makkelijk mijn spullen meenemen. En ik was ook niet bezig met het feit of ik nu een kunstenaar was of niet. Dat is pas later gegroeid. Dat ik meer begon na te denken over wat ik nu eigenlijk wou maken, en hoe ik dat technisch zou uitvoeren. Dan bleken collages heel goed bij mij te passen. Ik verzamelde heel wat zaken. Mijn muur hing vol en het samenbrengen tot een compositie, dat was eigenlijk meer spelen voor mij dan dat ik het als kunst ervaarde. Dat vind ik nog altijd, dat het meer spelen is, zij het nu gerichter. Ik had al lades en dozen vol met materiaal, ik begon er nu gewoon bewuster mee om te gaan.
En op een gegeven moment zijn die boeken er een grotere rol in gaan spelen. Dat is vaker met mijn werk. Ik ben bezig, maak dingen en pas achteraf zie ik er een rode draad in. Boeken waren ook al in mijn jeugd aanwezig. Als speelobjecten in een kast op zolder bij ons thuis, maar ook later bij het leeghalen van het huis van mijn ouders. Ik heb dan op een gegeven moment bewust besloten om meer met dat materiaal te gaan doen. In oude boeken vind ik het materiaal en de betekenissen die voor mij belangrijk zijn. Ik hou van papier en textiel, ik hou van materialen waar de tijd zijn invloed op heeft gehad. Een boek met vlekken of een kaft waar een kind op gekrast heeft, vind ik prachtig. Ik werk graag in boeken, ik heb stapels schetsboeken waar ik in heb gewerkt. We koesteren boeken maar gooien er ook veel weg. De oude boeken zijn qua taal of onderwerp niet meer leesbaar of interessant. Ook in deze digitale tijd verandert onze relatie met boeken. Dat vind ik interessant, daarom wil ik ook boeken gebruiken als materiaal en hun betekenis herinterpreteren.
Misschien heeft dat ook te maken met een heel ander aspect van jouw leven, namelijk je achtergrond in kunsteducatie, opdrachten voor musea onder meer rond publiekswerking. Daar ben je bezig met hoe men kijkt naar kunst. Heeft dat je kunstenaarspraktijk beïnvloed?
Ja in elk geval. Ik heb erg veel rondgeleid in hedendaagse kunstmusea en samen met het publiek gekeken naar kunst. Dat was en is heel inspirerend. Visies van kunstenaars leren kennen, diverse betekenissen ontrafelen, in een context plaatsen. Ik heb er veel van geleerd. Aan de andere kant maakte het onzeker, want hoe plaats je jezelf daartussen of daarnaast? Dat leek lang niet echt een realistische optie. Ik heb lange tijd op mezelf en in stilte gewerkt. Zo heb ik de educatieve en kritische bril op mijn eigen werk wat los kunnen laten.
Vertel eens iets meer over de reeks van 366 collages ‘Elke dag een collage’. Is het een bewuste keuze om daar nu mee naar buiten te komen, zij het in eerste instantie door de reeks toe te vertrouwen aan kunstenaars, met de vraag om er iets mee te doen?
Het idee is echt gegroeid vanuit een mislukking. Ik had plots een hele stapel mislukte postkaarten en daar wilde ik iets mee doen. De veelheid aan kaartjes inspireerde me ook om het over een lange periode te durven uitsmeren. Het kleine formaat en de beperking in materiaal (allen papier en stof van boeken) gaven ruimte om te experimenteren. Ik wist niet zeker of het me zou lukken om de regelmaat vol te houden maar het gaf ritme en regelmaat aan mijn werkpraktijk. Ik wou zoals een pianist de toonladders oefenen. Ik geloof heel sterk in het proces van het maken. Ik kan niet iets in mijn hoofd bedenken en dan maken. Ik moet doen, maken en eventueel achteraf reflecteren.
En na een tussentijdse presentatie voelde ik de eigen kracht van veel bij elkaar. Ik noem het project ‘een jaar in collages’. Elk kaartje is een dag en het visualiseert tijd. Hoe breng je zoiets vluchtig als tijd in beeld? De stapel groeide en het beeld van een jaar werd sterker, dat motiveerde mij sterk om door te gaan. Pas toen het jaar om was, ben ik na gaan denken over wat er mee te doen en ontstond het idee om er andere kunstenaars bij te betrekken.
Nooit gedacht, nu ga ik eens selecteren en sommige kaartjes er terug van tussen halen?
Nee, niet echt. Omdat ik net als in een schetsboek het gevoel had dat ze allemaal deel uitmaakten van een groter geheel. Door ze samen op te hangen zag ik opeens andere relaties tussen de werken. Dat het ene werk dan misschien minder sterk is dan het andere neem ik er graag bij. Terwijl ik er een nummer op zet denk ik dan: je hoort erbij.
Heeft de kijker er baat bij al je werk te zien, of denk je dat je als kunstenaar een verantwoordelijkheid hebt om te selecteren?
Kijkers hebben hoe dan ook een aparte kijk, en die kan heel afwijkend zijn van wat ik zie. En ik wilde heel bewust het hele proces tonen. Ook eens als er wat minder sterke ideeën waren. De stapel, de veelheid van werk was voor mij belangrijk. Ik denk dat dit een waarde heeft voor de kijker. Ik laat op die manier ‘tijd’ zien. Ik heb niet elke dag een werk gemaakt, maar wel een zeker ritme volgehouden. En uiteraard zie je ook een afspiegeling van mijn gemoedsgesteldheid en context waarin ik me bevond. Soms zocht ik nieuw materiaal, soms nam ik wat er voor mij lag.
Zal iemand die de reeks volledig ziet anders kijken dan iemand die maar een selectie te zien krijgt?
Ja, dat denk ik wel. Mensen gaan vanuit de veelheid anders kijken, anders lezen. Ze lezen de tijd mee. Soms zijn ze verrast door een werk dat opvalt tussen de rest, terwijl ik het niet zo’n sterk werk vond. Dat is ook wat het geheel doet. En je ziet die impact ook op de kunstenaars die gevraagd werden iets met de reeks te doen. Niemand heeft tot nu toe iets gedaan met alle collages. Men kiest er werken uit, om zo een nieuw beeld te vormen. Maar dat maakt het net boeiend. Eén van de kunstenaars heeft net de dialoog tussen een beperkte serie kaartjes met haar werk opgezocht.
Had je zelf een duidelijk beeld van hoe je die interventies van kunstenaars wou zien gebeuren? Je instructies lijken wel heel open te zijn: doe wat je wil, maar maak ze niet kapot.
In het begin dacht ik inderdaad om 12 kunstenaars in 12 maanden te bevragen, maar dat heb ik losgelaten. Ook hier liet ik het proces zijn werk doen. Ik vond het belangrijk om de opdracht voor de kunstenaars niet te smal te maken en was benieuwd naar diverse invalshoeken in het omgaan met mijn werk. Herordenen, confronteren met eigen werk, nieuw werk maken, in een andere context plaatsen. Het is heel inspirerend om te zien hoe iedere kunstenaar reageert. En vooral welk verhaal ze ermee willen vertellen. Ik bedacht me wel dat ik misschien iets teveel de educator of therapeut aan het spelen was, maar ik wil gewoon verbinden, inspireren. Het zorgt ervoor dat ik contact leg met mensen, met kunstenaars. Op een manier die ik anders niet zou durven. Het geeft mij uiteraard ook veel terug. En ik heb nog ideeën. Misschien moet ik het eens aan een muzikant of schrijver vragen. Of dan toch een publieke tentoonstelling organiseren.
Heb je voor je eigen kunstenaarsontwikkeling al dingen geleerd die je meeneemt, of is het eerder een bevestiging van dat je goed bezig bent? Hoe zie je het verder verlopen?
Het project heeft heel zeker een impact op mij. Het bevestigt in elk geval dat het werken in reeksen me goed ligt. Ik ben nu met een nieuwe reeks bezig waar ik ook met automatisch schrijven en handschriftachtige dingen extra lagen toevoeg aan de collage. Ook tekenen en schilderen en losser werken in het algemeen spelen meer door mijn hoofd. Maar de basis blijft de overtuiging om mijn toonladders te blijven oefenen. Doen, doen, doen. Al ben ik momenteel wel weer zoekende. Laat ik het postkaartformaat los, hoe verwerk ik mijn stapels kaften en pagina’s die ik bijeen verzameld heb? Maar ook hoe ik verder met mijn werk naar buiten wil komen is onduidelijk. Ik wil vooral op een veilige manier de volgende stappen zetten. Zelf mensen en plekken kiezen. Uiteraard zou ik het fijn vinden om ook werk te verkopen, maar ik wil wel een breed publiek kunnen bereiken. Tijdens corona heb ik mensen gewoon collage gratis toegestuurd. Ik zie nog veel mogelijkheden. Mijn werk is niet af.
Voornemens – Wat gebeurt er als collagekunstenares Janien Prummel (www.janienprummel.be) de 366 collages van haar project ‘Een jaar in collages’ overhandigt aan kunstenaars met de vraag er iets mee te doen? Te bezoeken op zondag 4 januari 2026 (van 10 tot 18u) of tijdens een gratis, gegidst bezoek in dialoog met de kunstenaars op 11 januari 2026 (aanmelden via de website van deWeverij).Alle info via: www.deweverij.be


- Wat als de kunstenaar niet alleen het beste werk toont, maar ook het achterliggende proces blootgeeft - december 25, 2025
- “Ik ben subtiel afwezig als curator” – een gesprek met curator Lieve Vanmaele - oktober 4, 2025
- “Ik wil mensen met kunst in contact brengen” – een gesprek met kunstcriticus Daan Rau - september 26, 2025





