“Het was de mooiste tijd van mijn leven”, zegt Honoré d’O. En je zou voor minder, als je bijna drie maanden lang de Gentse Sint-Jacobskerk mag behuizen als atelier. Een meditatief creëren, in de meest doodse lockdownstilte, die nu alweer doorbroken wordt. “Het geweld is terug”, oppert de kunstenaar.
Hij loodst ons binnen op een vrijdagavond, wanneer het licht genadig neerstrijkt op de ribgewelven. ‘De Handdoek’, heet deze immersieve installatie die – zo lijkt het wel – een aaneenrijging is van ontelbare kleine tentoonstellingen in de zijkapellen en de middenbeuk van de kerk. Neem je tijd, kijk onbevangen en voel. Laat vooral je linkerhersenhelft – dat dwingende rationele stemmetje – in eerste instantie achterwege. Want hier is een kunstenaar aan het werk die die ontvankelijkheid viert, die associatief en niet lineair tewerk gaat, met een vrije, steeds alerte geest voor het synchrone schoons dat zich aandient.
We kunnen dit misschien best illustreren met een klein verhaal. Centraal in de kerk, oog in oog met het altaar, troont misschien wel het meest poëtische werk. Een witte duif met een stolp over het kopje, omgeven door een krans van witte lelies – gemaakt uit, jawel, mondmaskers. Gek genoeg hanteerde de kunstenaar dit motief reeds lang voor we door Covid-19 anders naar deze objecten gingen kijken. De expo, die helemaal draait rond zorg, steun en wat deze bevreemdende tijd in ons aller ziel heeft aangericht, krijgt hierdoor nog een laagje bovenop de vele laagjes die reeds worden aangereikt.

Synchroniciteit
Maar dus, terug naar de duif. Honoré d’O vond die op een brocantemarkt, te koop aangeboden door een jong meisje die zich op de taxidermie had gestort. Onlangs bood zich bij hem een buurman aan, met een gestorven mannetjesmerel. Aangezien hij weet dat de kunstenaar een zwak heeft voor vogellijkjes en hoe onachtzaam de mens hieraan voorbijraast – getuige daarvan diverse werken in de kerk, stelde hij voor ook dit dier te laten opzetten door een taxidermist in de buurt. Wat blijkt? Het ging om hetzelfde meisje, die hierdoor zowel de witte als zwarte vogel door haar handen zal laten gaan.
Dergelijke welkome toevalligheden vormen de onzichtbare rode draad doorheen deze tentoonstelling. Vaak reed Honoré d’O met een koffer vol materiaal naar de kerk, waaronder ook reeds bestaande kunstwerken of objecten uit zijn atelier, die wonder boven wonder aligneerden met wat reeds aanwezig was. “Ik wacht af tot de dingen voor zich spreken”, licht hij toe, “tot iets vruchtbare grond vindt, waar het goed valt.”
Oordeelloos gewaarzijn dus, tot de connecties zich als vanzelf opwerpen. De tijgerkop die Honoré meebracht van een Mexicaanse markt wordt nu met een stuk wrakhout plots een waterspuwer, die laat uitschijnen dat hij al eeuwenlang deze kerk siert. Sculpturen in isomo die haarfijn zij aan zij staan met een gemijterd heiligenbeeld van Paus Cornelius. Schildersezels die als een al te menselijk publiek het heilige kruis aanbidden. De vruchten van de libanonceder uit de tuin van de buurman, die nu als gelakte roosjes de Theresia van Lisieux – die heilige die zei: “Ik wil het rozen laten regenen op aarde” – tooien.
En, misschien wel de indrukwekkendste synchroniciteit: de lange, zwarte latten die als een overkoepelende, stuttende sculptuur schijnbaar kriskras in de hengsels van de kerk hangen, maar ook op de stoelenrijen liggen, als een stil verbod: in coronatijd zoekt men niet elkaars nabijheid, ook niet in het anders zo barmhartige huis van God. Maar: de zwarte stokken waren er reeds vóór de kunstenaar een gidsbeurt kreeg in de kerk, en ontdekte dat de patroonheilige, Sint-Jacobus altijd wordt afgebeeld met een wandelstok in de hand. Losse eindjes werden verbonden, de cirkel was rond, tussen de locatie en de precognitie, de haarscherp afgestelde intuïtie van de kunstenaar. Duidelijk heeft hij een talent voor wat durfallen van wetenschappers wel eens het kosmische geheugenveld noemen, een onzichtbaar web dat ons allen, onze gedachten en onze geschiedenis zou verbinden – een onuitputtelijke, tijdloze bibliotheek waar alle informatie in te vinden is, als je je er maar weet op af te stemmen.
Heilige perimeter
Net als voor de pelgrims op weg naar Compostella – in deze kerk kun je overigens een stempel halen op je route – is dit een weldadige tocht van hoogtepunt naar hoogtepunt, vrijelijk geleid door associaties met het werk van Jan van Eyck (de duif, de huiselijke handdoek, de veelvuldig figurerende paradijselijke appel…) en door de rijke symboliek van deze historische site. Maar de hoofdrolspeler bevindt zich op een geheel ander niveau: het grote niets, de leegte, dat wat ademt tussen jou en mij maar niet zichtbaar is, tussen jou en het kunstwerk ook – de onmisbare wisselwerking, die Honoré d’O omarmt en oprekt tot het haast niet meer draaglijk is, bijvoorbeeld in de installatie van acht ‘Axioma’s’, interpretaties van staties die wonderwel in dialoog gaan met de Kruisweg die in de kapel erachter te zien is.
“Ik kan een werk maken, ik kan ook ruimte maken”, legt de kunstenaar uit. Opnieuw: de ontvankelijkheid. De kunstenaar stelt zich nederig op, dringt geen sculpturen op aan een ruimte, maar nodigt de ruimte uit in zijn sculpturen. Heel nadrukkelijk ervaren wij hier dat kunstwerken ook een aura hebben, dat uitstraalt tot ver buiten de waarneembare grenzen, een heilige perimeter waar je niet zomaar binnenstapt. Ben ik welkom, lijk je eerst te moeten vragen aan het werk, mag ik deel uitmaken van jouw verhaal, van jouw energie? Honoré d’O laat voelen dat tussenruimte niet zomaar tussenruimte is, dat lucht zwaarder weegt dan je kan denken en bol staat van de energetische uitwisseling en aanwezigheid.
Etherische verlokking
Kijken naar kunst is hier aldoor onder genotvolle hoogspanning staan. Ook daar waar er niets schijnt plaats te vinden, daar waar ogenschijnlijk weinig materiële prestatie is, gebeurt er precies heel veel. Daarom rusten twee paletten uit wit piepschuim (“want één was niet genoeg”, typische Honoré d’O-hersenkronkel) boven een resem stoelen, om “de lucht te dragen”. Daarom rust een steen aan de voet van een weegschaaltje waar een trio watten op zweeft, als om de lichtheid tegen te houden, de metafysische kracht af te remmen, het al te etherische opstijgen te vermijden.
Is dit ten dele autobiografisch, deze insteek? Want de kunstenaar vertelt ons wel dat hij een stier is van sterrenbeeld – “stevig met de voeten in de aarde” – maar zijn spirituele kant lijkt hem meer dan eens naar de hemel te lokken. Het is alsof dit werkje, maar ook andere waarin quasi gewichtloze isomobolletjes symbolisch figureren, een reminder zijn aan zichzelf, om de gronding niet te verliezen, de aardse verbondenheid, terwijl de geest rondwaart op allerlei ongrijpbaar terrein, met een unieke artistieke output als resultaat. “Goeie kunst zit dichtbij een vraagstuk”, zegt hij, “Waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe? Dat wringt zich steeds in het brandpunt van mijn belangstelling.” Het immateriële, als zijn geliefkoosde geestelijke speeltuin.

Stil de tijd
Wij gaan nog even gedag zeggen aan ‘Het schraagje van de annunciatie’, een zwanger diertje van hout, dat “misschien wel De Waarheid in zich draagt” – fijnzinnige grap of geniale ingreep, bij Honoré d’O ligt het soms desoriënterend dicht bij elkaar. Tot slot wordt ons ook wat geestrijk vocht ingeschonken – de opening moest noodgedwongen achter gesloten deuren gebeuren, met evenwel een grandioze bulderspeech van Philippe Van Cauteren op de kansel – en stilaan komt alles weer in evenwicht. Artistieke finesse en wereldse humor, yin en yang, lichtheid en donkerte, wit en zwart. De eindeloze veelheid aan harmoniërende en tegenstrijdige laagjes die deze kunstenaar ons aanbood, schikken zich tot een nieuwe rust, terwijl de nacht langzamerhand invalt, het licht nog mooier dan daarvoor door de glasramen stroomt, en wij van ontzag voor zoveel schoons van de weeromstuit beginnen te fluisteren.
Honoré d’O leerde ons anders kijken naar deze kerk – waar we zoveel ontdekten wat ons voorheen nimmer opviel – en wellicht ook anders kijken naar de wereld. Nog ontvankelijker, gevoeliger voor de kleine opstootjes van schoonheid, die de dagen draaglijker maken en ons hullen in dankbaarheid. “Aaarghh, de wereld!”, gekscheert de kunstenaar, wanneer hij voor ons de kerkdeur weer openzwaait en we onzacht worden begroet door neonlicht en voorbijrazend verkeer. Voor even waren we het vergeten, voor even vertoefden we weer in die heerlijke lockdownrust, waarvan deze expo een welkom en sprankelend restant is. Honoré d’O biedt met ‘De Handdoek’ een verfrissende mentale trip, met zowel lichtvoetige knipogen als voldoende diepgang, voor alle kunstminaars en stiltezoekers die nog even de drukte willen ontvluchten.
‘De Handdoek’, nog tot 31 oktober 2020 in de Sint-Jacobskerk in Gent. De expo is gratis en zonder reservatie te bezoeken op vrijdag, zaterdag en zondag, van 14u-18u.
Het bezoek verloopt begeleid, in kleine groepjes met mondmasker, anderhalve meter restrictie en aanwezig ontsmettingspompje.
MEER INFO:
vzw Jacobus
Van Eyck 2020
(Foto’s: Annelies Vanbelle – TheArtCouch)
- Selina De Maeyer, schilderen met licht, met het Licht - juni 15, 2024
- Eéndagsexpo: Jet de Kort toont recent werk bij SECONDroom - mei 18, 2024
- Bottelare toont kunst in mooie tuinen - mei 4, 2024