“Art flipper”, de mémoires van een topverzamelaar

kreuk_boekDat de kunstmarkt zo zijn eigen (vaak ongeschreven) regeltjes heeft, waar soms weinig plaats is voor scrupules of ethiek, zal sommige lezers misschien niet verbazen. Het is een beetje de kernboodschap van de autobiografie van Bert Kreuk, een Nederlandse self-made businessman die na zijn carrière zich volledig toelegde op het verzamelen van kunst.

Het is een autobiografie, dus uiteraard worden de eerste hoofdstukken gewijd aan zijn jeugdjaren en hoe hij vanuit bijna niets zijn internationale business uitbouwde, die hij uiteindelijk (net voor de financiële crisis) verkocht. Interessant, maar wie enkel over kunst wil lezen mag alvast de eerste 83 pagina’s overslaan.

Wat volgt is meer dan de moeite. We volgen Kreuk in de verschillende fases uit de opbouw van zijn collectie. Zonder voorafgaand plan voor ogen legt hij zich eerst toe op de Nederlandse romantische stroming, om zich daarna toe focussen op de impressionisten, de abstract expressionisten uit de jaren ’60 en, uiteindelijk, de hedendaagse kunst.

Gaandeweg verscherpt hij ook de filosofie achter zijn verzameling. Hij verzamelt liever topwerken van iets minder bekende kunstenaars, dan tweederangswerken van beroemdheden, al heeft hij daar ook topwerken van. Wanneer hij hedendaagse kunstenaars begint aan te kopen wordt zijn oog, na lang studiewerk, ook scherper. “Ik kom ook heel veel onzin tegen. Kunstenaars die per se onderscheidend willen zijn, zonder een oprechte, diepere betekenis. Zij maken werk omdat het nog niet eerder is geprobeerd, vaak aangemoedigd door tijdelijk succes en gevoed door hogere prijzen. Ik kan persoonlijk niet veel met kunstenaars die verf via een brandblusser op doek spuiten en ze vervolgens de Rain Paintings noemen”. Het mag duidelijk zijn, Kreuk is op zoek naar authenticiteit.

kreuk-collector

Bert Kreuk voor het werk van Kaari Upson, geschonken aan het Gemeentemuseum

Zijn parcours doorheen de kunst maakt ook dat het kanaal waarmee hij kunst aankoopt verandert. Oorspronkelijk was hij toegewezen op veilingen, de zogenaamde secundaire markt, waarvan hij de mechanismes na een tijdje volledig door heeft. Een apart wereldje alvast. Maar naarmate hij zich meer toelegt op hedendaagse kunstenaars krijgt hij te maken met de primaire markt, de galerijen die kunstenaars vertegenwoordigen, en de kunst-adviseurs die er tussenin bewegen.

Kreuk spaart zijn kritiek niet over hoe het daar aan toe gaat, de wachtlijsten bij topgalerijen, de kunstmatig opgeklopte prijzen en overgehypte kunstenaars. Nu, het boek is uiteraard na de feiten geschreven, met de afstand is het makkelijker om kritiek te uiten voor een systeem waar Kreuk naar alle waarschijnlijkheid in mee draaide, het zelfs voor een deel voedde. Het neemt niet weg dat de kritiek wel een bron van waarheid zal bevatten, al geeft hij zelf ook toe dat deze niet veralgemeend mag worden. Ethiek en moraliteit hebben hier en daar nog de bovenhand.

Hoe vuil het ‘spel’ soms gespeeld wordt maakt Kreuk duidelijk aan de hand van zijn rechtspraak tegen de kunstenaar Danh Vo. Kreuk had van Vo een installatie besteld voor zijn tentoonstelling in het Gemeentemuseum van Den Haag, dat hij na de tentoonstelling aan het museum zou schenken. De installatie zou een hele ruimte moeten vullen, maar voor de opening van de tentoonstelling stuurde de kunstenaar enkel een Fedex doosje van 60 op 40 centimeter.

Volgt een rechtspraak van twee jaar, waarbij Kreuk de hele kunstwereld over zich heen krijgt en afgeschilderd wordt als een ‘Art flipper’, zowat het ergste scheldwoord dat een collectioneur te beurt kan vallen. Het staat een beetje voor speculant, iemand die kunst op de primaire markt koopt en op de secundaire verkoopt. Not done, zo blijkt. Maar, zoals hij terecht opmerkt, mocht hij dat zijn dan zou hij nooit een collectie van meer dan 750 kunstwerken hebben opgebouwd.

Het is tekenend voor hoe moeilijk (en broos) de relatie is tussen galerijen en veilinghuizen, al zeker wanneer het gaat over hedendaagse kunst. Voor galerijen is het risico te groot dat een van hun kunstenaars onder de prijs verkoopt op een veiling, volgens veilinghuizen garanderen zij juist de transparantie en de democratisering van de markt. Er valt voor beide wel iets te zeggen.

Kreuk verkocht inderdaad een aantal werken van hedendaagse kunstenaars via veiling, maar deed dit naar eigen zeggen enkel om de integriteit van zijn verzameling te waarborgen. Naarmate zijn kennis van deze of gene kunstenaar groter wordt interesseert hij zich in andere periodes van de kunstenaars, waardoor eerder aangekochte werken aan relevantie inboeten. Soms valt zijn interesse in een kunstenaar ook gewoon weg, welk nut heeft het dan nog om werken ervan in de collectie te houden? Eerder dan het terug in het –bitterharde- circuit van de primaire markt, verkiest Kreuk ze via de veiling van de hand te doen. So what? Wel, big deal voor de galerijen dus, om de hierboven vermelde reden…

kreuk

Bert Kreuk in het Gemeentemuseum van Den Haag

Het boek bulkt van interessante anekdotes uit, en gedachten over de kunstmarkt, positieve en negatieve. Het beeld dat eruit voortkomt is dan ook eerder verdeeld. Wat vast staat is alleszins dat een deel van de markt, en veelal in het top-segment waar Kreuk actief in was, zo zijn eigen, troebele regels en gewoontes heeft, waar iemand die er niets van kent, of er niet in is opgenomen, weinig kans maakt om te overleven, of hij nu galerist, kunstenaar of verzamelaar is…

(Art Flipper, Achter de schermen in de kunstwereld: de ervaringen van een topverzamelaar)

Author: Frederic De Meyer

Share This Post On

1 Comment

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op