‘A Confrontation at the Zoo’: Michaël Borremans in museum Voorlinden

‘Verleidelijk mooi en vreemd verontrustend. Dat is het werk van Michaël Borremans.’ Aldus Suzanne Swarts, directeur van museum Voorlinden in het Nederlandse Wassenaar, in haar inleiding van de catalogus A Confrontation at the Zoo bij de gelijknamige tentoonstelling van de Vlaamse kunstenaar. Wie het werk van Borremans (Geraardsbergen, 1963) kent, weet dat er inderdaad een merkwaardige spanning uitgaat van zijn uitgesproken esthetische doeken waarop personages in vaak raadselachtige situaties lijken te verkeren. Liefhebbers kunnen momenteel een vijftigtal van Borremans’ favoriete olieverfschilderijen – een dwarsdoorsnede van zijn picturale oeuvre van de laatste twintig jaar – bewonderen in een setting die er speciaal voor lijkt ontworpen. Museum Voorlinden, waar van alle Belgische kunstenaars alleen Rinus Van de Velde eerder al solo tentoonstelde, is werkelijk een oogstrelende locatie waar het werk van Borremans uitstekend tot zijn recht komt.

Onderhuidse spanning

Michaël Borremans, The Monkey, 2023 | Collectie Museum Voorlinden | Foto ©Cedric Verhelst
Michaël Borremans, The Talent, 2023 | Foto ©Cedric Verhelst | Museum Voorlinden

Wie een tentoonstelling van Borremans bezoekt of door de catalogi en monografieën bladert die tot nog toe over hem verschenen, betreedt een wereld waarin niets is wat het lijkt. Personages verdiepen zich in geheimzinnige bezigheden, voorwerpen stralen een aura uit die ze in werkelijkheid niet hebben. Elk doek van Borremans is in die zin een ontwrichtende ervaring. Wij moeten er soms bij denken aan de Amerikaanse televisiereeks Carnivàle (2003-2005), die zich afspeelt tijdens de Grote Depressie (1929-1939) – een serie die doordrenkt is van een mysterieuze en onheilspellende sfeer met veel onderhuidse spanning die de kijkers opzadelt met puzzels en raadsels die hij niet bij machte is op te lossen. Maar net zo goed kunnen we Borremans’ doeken tot op zekere hoogte vergelijken met die van de Vlaamse schilder Robert Devriendt (Brugge, 1955). Louter schilderkunstig zijn ze even esthetisch en sensueel, even mooi om naar te kijken, alleen schildert Devriendt zijn schilderijtjes – ze zijn vaak niet groter dan een hand – als opeenvolgende stills uit een speelfilm. Die filmfoto’s tonen dikwijls niet meer dan close-ups, bijvoorbeeld van een vrouwenschoen, waardoor de kijker er het raden naar heeft wat zich precies afspeelt in de opeenvolgende sequenties die samen een denkbeeldige film vormen. Die werkwijze verleent Devriendts werk een al even verraderlijke spanning als Borremans’ doeken. In beide gevallen dwingt de kunstenaar de toeschouwer in de rol van coauteur: het is aan de kijker om de raadsels op te lossen die de kunstenaar hem voorlegt of om de hiaten op te vullen teneinde tot een samenhangend geheel te komen. Elke kijker schrijft in die zin zijn eigen verhaal, draait zijn eigen film.

What you read is (not always) what you get

Van coauteur naar acteur is maar een kleine stap in Borremans oeuvre. In de laatste van de zeven zalen van de expo staan elf portretten tegen een egale achtergrond centraal, waaronder dat van een aangeklede aap in porselein (The Monkey, 2023). Klassieke portretten van hoogwaardigheidsbekleders of mensen van adel kun je ze bezwaarlijk noemen, alleen al omdat geen van de geportretteerden naar de toeschouwer kijkt: hoe vreemd uitgedost ze er ook allemaal uitzien, ze zijn zonder uitzondering geschilderd met afgewende blik. Ze poseren niet, de schilder heeft ze als het ware betrapt op een ogenblik dat ze net een denkbeeldige set hebben verlaten. Die indruk wordt nog versterkt door hun op zijn zachtst gezegd vreemde kledij. Zo toont The Pilot (2021) een jongen gehuld in een grijsachtig pak met een kegelvormig hoofddeksel dat niet alleen zijn hoofd, maar ook zijn oren, hals en nek omhult. Met een weinig verbeelding denk je meteen aan een raket en vraag je je af wat de jongen net achter de rug heeft. Trad hij op als levende kanonskogel in een circus of komt hij pas uit een futuristisch vliegtuig gestapt? Het eerste lijkt waarschijnlijker dan het tweede, want piloten dragen helmen en geen hoofddeksels van stevige stof die in een punt toelopen. Maar dan is er de titel, The Pilot, die je doet twijfelen.

Veel doeken van Borremans hebben titels die hun belofte waarmaken: what you read is what you get. Maar bijna altijd is er die misleidende twist die ervoor zorgt dat je aarzelt: heb ik het wel bij het rechte eind als ik The Pilot zie als een piloot? The Driver (2010) is daar ook een dubieus voorbeeld van. Het doek toont het gelaat van een man die eruitziet alsof hij een nylonkous over zijn hoofd heeft getrokken om zichzelf onherkenbaar te maken. Voor wie veel gangsterfilms heeft gezien, lijkt hij sprekend op een bankovervaller, maar dan een die de vluchtauto bestuurt. Als je het zo bekijkt, klopt de titel. Een ander portret waarvan de titel volmaakt samenvalt met de voorstelling is Seated Nude (2022). Maar dan heb je weer een werk als The Talent (2023), waarop je een jongen ziet in cowboykledij en met een cowboyhoed op. Je merkt aan alles dat hij veel te jong is om door te kunnen gaan voor een stoere westernheld zoals ze iconisch vertolkt werden door onder anderen John Wayne, James Coburn en Clint Eastwood. Is de jongen een talent in wording of verpersoonlijkt hij een kindsterretje? Zelf zegt Borremans over zijn portretten dat ze geënsceneerd zijn en dat de figuren acteurs zijn die een personage spelen: ‘Alles is theater bij mij. Ik wil de mensen niet voor aap houden, maar ze juist een spiegel voorhouden van wat kunstenaars proberen te doen. In deze portrettengalerij lijkt het alsof er figuren worden tentoongesteld waaraan je je kan vergapen zoals in de zoo. En wat de aap betreft, geef ik toe: kunstenaars zijn soms clowns, die moeten entertainen.’

In haar schitterende essay in de catalogus omschrijft Borremanskenner Katya Tylevich het zo: ‘Als we deze figuren als “acteurs” moeten zien, dan heeft de kunstenaar ze duidelijk geschilderd nadat ze uit hun rol zijn gestapt. Wat hij heeft vastgelegd, zijn gefragmenteerde, afwezige personages die zichzelf niet helemaal in de hand hebben. Borremans’ portretten koesteren het banale bestaan: de bescheiden daad van door het leven en rondslingerende rommel te sukkelen en al levend gedachteloos bijbehorende rekwisieten en kostuums te gebruiken.’ En: ‘In deze collectie wringen de gezichtsuitdrukkingen met de kostuums, ondermijnen titels de betekenis.’

Nature morte

Michaël Borremans, The Duck, 2010 | Foto Peter Cox | Museum Voorlinden

Borremans selecteerde de 49 schilderijen in de expo enerzijds met het oog op hun thematische samenhang en anderzijds als een manier om het publiek een andere kant van zijn werk te laten zien. A Confrontation at the Zoo is dan ook geen best of, geen retrospectieve. De kunstenaar richtte zijn focus op minder bekende en zelfs nooit eerder vertoonde werken ten nadele van publiekslievelingen zoals The Marvel (2001) en The Angel (2013). Het is de eerste keer dat hij die werkwijze hanteert in een museale context. Voorspelbaarheid is dan ook niet aan hem besteed. Hij wil zichzelf voortdurend uitdagen – een voornemen dat er met het verstrijken van de jaren niet gemakkelijker op wordt, want zijn werk wordt steeds duurder en de verwachtingen bij het publiek komen steeds hoger te liggen. Gelukkig ontbreekt het hem niet aan ironie, die hij graag inzet als een wapen. Op de koop toe is hij begiftigd met een absurdistisch levensgevoel, waarover hij zelf zegt: ‘Ik vind mijn werk best grappig, zij het op een subtiele manier.’

In de eerste van de zeven zalen zijn slechts drie vroege doeken te zien: Sleeper (2008), Red Hand, Green Hand (2010) en Mask (2008). Sleeper en Mask lijken elkaars antipode: het eerste doek toont het hoofd van een slapend blond meisje, het tweede een transparant masker met een sensueel gevormde mond dat een opvallend levendige aanblik biedt. Merkwaardig in Sleeper is dat het meisje oogt alsof ze overleden is en opgebaard. Nogmaals: niets is wat het lijkt in Borremans’ oeuvre. De kunstenaar zet de kijker voortdurend op het verkeerde been. In plaats van het masker als een stilleven – ‘nature morte’ in het Frans – te beschouwen, of als een dodenmasker, doen we dat met het beeld van het slapende meisje. In de bezoekersgids staat die paradox als volgt omschreven: ‘In deze eerste zaal kun je een drie-eenheid in Borremans’ werk ontdekken: het passieve lichaam, het levensechte object en het gevoel van vervreemding bij de kijker dat overheerst tussen beide.’

Impliciete spanning

Links: Michaël Borremans, The Prop II, 2015 | Courtesy of the artist and David Zwirner Gallery | Museum Voorlinden
Rechts: Michaël Borremans, The Bird, 2019 | Courtesy of the artist and David Zwirner Gallery | Museum Voorlinden

In de tweede zaal staat het begrip ‘herhaling’ centraal, met de series The Egg (2007-2010) en Jam (2019), en het afzonderlijke doek Coloured Cones II (2020). The Egg telt zes bijna identieke schilderijen van verschillende afmetingen waarop een zittend meisje in een rood T-shirt met neergeslagen of gesloten ogen – dat is niet helemaal duidelijk; nog een voorbeeld van Borremans’ ambivalente aanpak – haar linkerhand voorzichtig op een ei gedrukt houdt. Al is het evengoed mogelijk dat die hand lichtjes zweeft boven het ei, waarvan het ook niet zeker is dat het om een gepeld gekookt ei gaat of om een ei dat nog kakelvers is. Opvallend is dat de rechterhand van het meisje zich op enkele centimeters boven haar linkerhand bevindt. De hand lijkt wel gestold in een neerwaartse beweging, alsof het meisje op het punt stond om het ei met beide handen plat te drukken. Van de hele voorstelling, zesmaal herhaald, gaat een vreemdsoortig bezwerend en tegelijk ongemakkelijk aanvoelend ritueel uit. Het zijn schilderijen die door Borremans als het ware opgeladen zijn met impliciete spanning waarvan je je niet zomaar kan bevrijden en die een onbehaaglijk gevoel in je opwekt.

Jam bestaat uit drie eveneens bijna gelijke schilderijen van verschillende afmetingen waarop een vrouw met geopende ogen haar tanden zet in een snee met jam besmeerd stuk brood. Alhoewel, bij aandachtiger toezien blijkt het niet om een homp te gaan, maar om twee op elkaar gelegde sneden brood. De picturaal bijna inwisselbare herhaling van voorstellingen als deze maken dat er een gevoel van urgentie van Borremans’ series uitgaat, alsof de kunstenaar het er bij de toeschouwer wil inpeperen dat hij aandachtig moet kijken, weliswaar in de wetenschap dat kijken en zelfs zien alleen niet volstaan om een schilderij te begrijpen. Omdat goede kunst nu eenmaal een kern van mysterie in zich draagt en mysteries bestaan om mysteries en dus onbegrijpelijk te blijven. Geen enkele kunstliefhebber is gebaat bij kunstwerken die zich in een handomdraai laten ontraadselen. Want wat blijft er dan nog over om naar te kijken? Hoogstens een eendimensionale voorstelling zonder diepgang, als een ui waarvan alle lagen afgepeld zijn.

Venijnige bijtertjes

En dan is er nog het doek Coloured Cones II, waarop vijf dezelfde, maar anders gekleurde voorwerpen te zien zijn van verschillende afmetingen. Ze zijn kegelvormig, lijken uit dikke stof te bestaan en doen zowel denken aan kleine wigwams als aan de hoofdeksels van de Ku Klux Klan. Dat van die dikke stof wordt echter weerlegd door de paars gekleurde kegel uiterst rechts. Die lijkt wel doorzichtig, want de plint van de muur waarvoor de objecten als het ware in het gelid staan schemert doorheen de stof. Ook in het werk Magnolias (2012), te zien in de zesde zaal, doet zich hetzelfde fenomeen voor. Een handvol takken met verlepte magnolia’s staat zichtbaar niet in een transparante, met water gevulde vaas, maar in een ondoorzichtige kan met een handvat. Kijk maar naar de schaduw in de opening van de kan. Toch zie je er de rand van de vloer of de tafel waarop de kan staat doorheen.  In de vijfde zaal ervaar je hetzelfde bij het doek The Prop II (2015). Het voorgestelde object is overduidelijk een theaterrekwisiet waarvan de basis bestaat uit aan elkaar geplakte stroken karton. Ook hier zie je er de achtergrond doorheen, alsof het niet om stroken karton gaat, maar om semitransparante gordijnstof. Wie draait wie hier een loer?

Een andere vraag die zich opdringt bij voornoemde reeksen en bij het doek Coloured Cones II, is: wat is het belang van de herhaling in het werk van Borremans? Daarop zijn meerdere antwoorden mogelijk. Herhaling zorgt ervoor dat een beeld bij de kijker beter en langer beklijft. Denken we in dat verband maar aan de talloze reeksen zeefdrukken van bloemen, portretten van beroemdheden, autowrakken en elektrische stoelen van Andy Warhol. Heb je ze eenmaal gezien, vergeet je ze nooit meer. In het geval van Borremans’ werk lijkt dat antwoord echter onbevredigend. Er is bij hem duidelijk meer aan de hand. Om te beginnen zijn de doeken in de reeksen The Egg en Jam geen exacte kopieën van elkaar, zoals dat wel het geval is bij werk in oplage zoals zeefdrukken. Katya Tylevich omschrijft in haar essay Borremans’ ‘artistieke herhaalzucht’ als volgt: ‘Hij overweegt en herneemt een patroon, een ritueel dat (als altijd) doordrongen is van contradicties. De ceremonie is esthetisch, cerebraal en intuïtief tegelijk. Intern paradoxaal. De gelijkenissen tussen de werken zijn onmiddellijk aanwijsbaar, terwijl de verschillen zich langzaam laten gelden: lichte wijzigingen in de lichaamstaal, een veranderde uitdrukking rond de ogen en wenkbrauwen. Kleine verschillen die wringen, venijnige bijtertjes, die psychisch ongemak veroorzaken.’ Borremans’ herhalingen hebben anders gezegd als doel om de kijker – alweer – op het verkeerde been te plaatsen. Tegelijk verhelderen ze zijn artistieke proces, dat bestaat uit het streven naar de materialisatie van een mentaal beeld dat bij elke poging anders uitpakt.

Michaël Borremans, The Pope, 2020 | Foto Peter Cox | Museum Voorlinden
Michaël Borremans, The Acrobat, 2021 | Foto Peter Cox | Museum Voorlinden

Kannibalisme

Een bijzondere reeks van drie doeken, getiteld Fire from the Sun (2017), treffen we aan in de vierde zaal. De serie toont naakte peuters die van top tot teen met een rode kleurstof lijken ingesmeerd – blonde jongetjes die aan Michelangelo-achtige cherubijnen doen denken, geplaatst op en tegen een vaalgele onder- en achtergrond. Op het eerste gezicht lijken het onschuldige taferelen, bij nader toezien blijkt die indruk helemaal verkeerd. Centraal op Fire from the Sun (Two Figures, One Hand) zien we een jongetje met afgerukte linkerarm. Rechts van hem ligt een hand op de grond. Zijn gelaat is van pijn verwrongen. Helemaal rechts, bijna buiten beeld, houdt een ander jongetje iets vast in zijn rechterhand. Een lichaamsdeel? Op het volgende doek, Fire from the Sun (Four Figures) kijken we tegen vier jongetjes aan. Drie zitten gehurkt, het vierde staat gebukt. Ze lijken intens met iets bezig. De jongen uiterst links houdt een afgehakte of -gesneden hand vast die te groot is om van een kind te kunnen zijn. Ook op het derde doek, Fire from the Sun, zien we een ietwat beteuterd kijkend jongetje iets vasthouden dat nog het meest lijkt op een vierkant stuk vlees – mensenvlees?

Wat zien we op deze drie doeken? Een vorm van kannibalisme? Zeker is dat het scènes betreft waar impliciet geweld van uitgaat. Het is bekend: kinderen kunnen wreed zijn voor elkaar. Maar elkaars ledematen afhakken is nog een andere kwestie. Voor zover ze over het juiste gereedschap beschikken, hebben ze niet de kracht om daartoe over te gaan. Dus wie heeft die ledematen dan afgehakt? Wellicht weet de schilder het zelf ook niet. Borremans: ‘Ik steek graag contradicties in mijn werk, zonder dat het daarom meteen opvalt. Dat veroorzaakt een zekere psychologische verwarring bij de toeschouwer, waardoor die gebiologeerd blijft kijken. Ik probeer bepaalde conventies in hoe een beeld wordt benaderd in vraag te stellen. In zekere zin zijn het beelden die je niet kúnt begrijpen, net zoals ik de wereld niet begrijp. Eigenlijk druk ik dus mijn verwarring omtrent de wereld uit.’ Daarmee moeten we het doen.

Michaël Borremans, Sleeper, 2008 | Foto Maris Hutchinson | Museum Voorlinden
Michaël Borremans, The Ear, 2011 | Foto Peter Cox | Museum Voorlinden

Voyeur

Een laatste aspect waaraan we hier aandacht willen besteden, is de merkwaardige stilte die heerst in Borremans’ schilderijen. Het zijn geen doeken die hun mogelijke betekenis van de daken schreeuwen. Ze houden integendeel de lippen stijf op elkaar en roepen de vraag op of ‘schilderijen introvert kunnen zijn, gericht op de binnenwereld, rustig en bedachtzaam, misschien wel mensenschuw’. De stilte die ze uitstralen is een intrinsieke stilte, inherent aan de status van het afgebeelde. Zowel personen als dingen op Borremans’ doeken lijken er zich niet van bewust dat ze bekeken worden, waardoor ze als vanzelf een ingekeerde indruk maken. Tussen de kijker – de voyeur, zeg maar – en de afbeelding bevindt zich een denkbeeldige spiegel die slechts aan één kant een doorkijk biedt, als in een peepshow. Dat verklaart waarom alle personen een afgewende blik hebben en alle dingen er onaantastbaar en onaanraakbaar uitzien: kijken mag, terugkijken niet. Of liever: kijken mag, maar terugkijken is onmogelijk. Daartoe ontbreekt het de personen en dingen aan bewustzijn. Ze zijn er, maar ze figureren in hun eigen wereld. Ze zijn ingekapseld in hun zijn, als dieren in de zoo. Vandaar ook de titel van de tentoonstelling: A Confrontation at the Zoo.


De expo Michaël Borremans – A Confrontation at the Zoo is nog tot 23 maart 2025 te bezoeken in Voorlinden, Wassenaar (NL). Klik hier voor alle info.


Portret Michaël Borremans | Foto Michiel Hendrickx | Museum Voorlinden
Michaël Borremans, The Lid, 2011 | Collectie Museum Voorlinden | Foto Antoine van Kaam

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op