De krachtige sereniteit van de steen… Een mijmering over het werk van Bruno Van Dycke

Een gesprek over kunst beginnen met een gedicht van Wisława Szymborska, het is allerminst alledaags. Het gesprek met de steen, het onderwerp van het gedicht in kwestie, kan op het eerste oog als doorslag gelden voor de geverfde stenen van Bruno. Een dergelijke analyse zou echter mateloos oppervlakkig zijn.

Wat zit er binnenin de steen? Niets dan steen, luidt de koele vaststelling. Maar in deze conclusie ligt een schat aan inzichten vervat. Kan je het ‘steen-zijn’ van de steen onthullen? Niet zomaar als ‘dasein’, een entiteit dat te aanschouwen valt, maar als een vorm van zijn? Of, in de termen van David Chalmers: hoe het voelt om iets te zijn dat zich bewust is van het feit een steen te zijn? De vraag lijkt lastiger dan ze is, eenmaal je tracht ze in woorden uit te drukken.

In die zin verft Bruno een menselijke tekortkoming, maar precies daardoor een mogelijke essentie: de potentie van waaruit iets bestaat. “Schilderen is onthullend”, verklaart de kunstenaar. “Het is de voorloper van inzichten.” Het is niet zozeer het feit van een steen te schilderen dat van belang is, het is de levenskracht ervan ontdekken. Ook inerte materie bevat een élan vital, lijkt hij te zeggen, en de enige manier om dit te onthullen is door een steen te schilderen. Niet als nabootsing of als mimesis. De zwijgzame steen heeft als waargenomen object namelijk niets te onthullen, daar ligt zijn zeggingskracht juist in. De essentie ligt in de handeling, niet in het object van je handeling.

Mocht dit alles zweverig klinken, vergis je niet: het is een heel aardse bezigheid. Daarom wellicht de fascinatie voor de steen, de onweerstaanbare aantrekkingskracht ervan. Een steen laat zich slechts met weerzin van zijn natuurlijke staat van rust bewegen. Het is een eenheid op zich, maar zit onlosmakelijk verankerd in zijn omgeving. Zonder wortels die hem tot de aarde dwingen, noch bladeren die hem tot de hemel doen reiken, is de steen niettemin het bindmiddel tussen beide. Een plek waar van alles gebeurt dat voorgoed voor ons verborgen blijft, al kan het schilderen ervan enkele van zijn geheimen ontsluiten, of tenminste een idee geven van wat niet gezien of gezegd kan worden.

Te zwaar, te licht, diep noch luchtig, spraakzaam noch stil maar in essentie oneindig veelzeggend, het zijn tegenstrijdigheden die zich enkel opheffen wanneer je de steen betreedt. De ruimte erin, voor zover je van ruimte kan spreken, biedt een labiel evenwicht. Zowel fysiek als mentaal begeeft de kunstenaar zich op de rand, met aan de ene kant het abstracte, de primaire uniciteit van de steen, aan de andere de complexe samenstelling van deze eenvoud, de talrijke variaties in de verschijning van de steen. Op deze richel lijkt hij rust te vinden, een uitgepuurde vorm van gewaarwording, misschien zelfs een volstrekte symbiose met zijn onderwerp.

“Ik heb geen deur”, zo eindigt het gedicht van Szymborska. Je kan de steen niet zomaar betreden. Je kan je enkel inbeelden wat er binnenin gebeurt, hoe het is om steen te zijn. In het je inbeelden schuilt echter een juistere, diepere vorm van waarheid. Het schilderen van wat je je inbeeldt kan daardoor niet anders zijn dan een accurate reflectie van deze dieperliggende werkelijkheid. Zo bekeken zijn de stenen van Bruno een wijd open uitnodiging om de onbestaande deur van de steen te betreden.

Atelierbeelden © TheArtCouch


De solotentoonstelling “On the Edge” van Bruno Van Dycke loopt van 21 oktober tot 19 november 2023 bij Galerie Lloyd in Oostende. Klik hier voor alle info.


Atelierbeelden © TheArtCouch

Author: Frederic De Meyer

Share This Post On

1 Comment

  1. Dankjewel, Frederic, voor deze rijke herinnering aan ons gesprek …en voor je rake beeld van ‘de kunstenaar op de rand, op de richel’.

    Post a Reply

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op