In de bres voor kunstenaars: 25 jaar NICC

Veel bewegingen ontstaan uit protest. Het vormt misschien een negatief uitgangspunt, al leidt het uiteindelijk even goed tot constructieve voorstellen en oplossingen. In 1998 ontstond verzet tegen de sluiting van het toenmalige ICC in Antwerpen. Het kon de sluiting niet verhinderen maar uit het protest kwam het NICC tot stand, dat zich in de jaren nadien ontpopte tot een organisatie die concreet (beeldende) kunstenaars ondersteunt.

Na 25 jaar zit het activistisch vuur er nog goed in, al heeft het doel zich aangepast aan de veranderende noden van de kunstenaars. Uit het vernieuwde memorandum van het NICC, overigens fraai uitgegeven door Stockmans en onder meer aangevuld met getuigenissen van zusterverenigingen in het buitenland, valt onder meer te lezen dat het NICC een pro-actievere vertegenwoordigingsrol wil opnemen tegenover beleidsmakers in het verdedigen van de rechten van de kunstenaars en de omstandigheden in dewelke ze werken.

Sinds 1998 zijn dan ook talrijke initiatieven ontstaan die kunstenaars op een of andere manier helpen in het bekomen van stabiliteit in wat in wezen een heel onzeker beroep mag genoemd worden. Ook de wetgeving is enigszins gunstig geëvolueerd, al blijft het, zo hoor ik toch, voor velen nog een kluwen tussen verschillende statuten en de combinatie ervan. Een kunstenaarsbestaan blijft voor velen een bijzonder precaire levenswandel.

Niettemin heeft de kunstenaar een wezenlijke rol te spelen in de maatschappij. “Kunst kan een toevlucht bieden wanneer het leven te hard is,” zo stelt Anyuta Wiazemsky Snauwaert, de huidige coördinator van het NICC en zelf beeldend kunstenaar. “Hij stelt moeilijke vragen wanneer dat nodig is, brengt ideeën en concepten samen die anders onverenigbaar zouden lijken, brengt ons samen, laat ons voelen en verzoenen.”

Vermoedelijk zal niemand het er oneens mij zijn. Intuïtief zullen we hopelijk allemaal wel aanvoelen dat een maatschappij die niet wordt uitgedaagd of in vraag gesteld niet evolueert, of dat onze aandacht vestigen op creatievere manieren om uiting te geven aan onze innerlijke toestand heilzame effecten sorteert. Het heikele punt in dit debat -maatschappelijk gezien- is ‘hoeveel het allemaal mag kosten.’

Cultuur wordt maar al te snel gezien als een geldverslindende economische activiteit die geen duidelijke, in monetaire termen uit te drukken ‘toegevoegde waarde’ biedt. De voorgaande zin geeft al meteen aan waar de kern van het probleem ligt: de markttaal is ook de culturele wereld doorgedrongen. “Deze taal van de markt en haar metaforen zijn niet langer opportunistische praatjes,” schrijft de Australische professor Justin O’Connor in zijn boek Reset, “maar hebben zich diep verankerd in het hart – en longsysteem van de culturele sector.”

O’Connor hekelt in zijn analyse de hele idee van de ‘creatieve economie’, dat de laatste decennia als lapmiddel diende om kunst en cultuur te gaan uitdrukken in termen van efficiëntie, rendabiliteit en tewerkstelling, met als argument dat deze activiteiten een aparte tak vormen in de economisch-kapitalistische logica. Deze laatste vecht hij niet aan, voor alle duidelijkheid, wel dat kunst en cultuur zich zou moeten onderwerpen aan deze logica.

Is er dan een alternatief? O’Connor wijst fijntjes op dat enkel in onze hedendaagse Westerse maatschappij cultuur pas tot stand kan komen nadat aan de essentiële behoeften is voldaan. In andere culturen is cultuur een levensnoodzakelijkheid, het zit verweven in de bestaansreden van een maatschappij.

De professor ziet cultuur en kunst dan ook deel uitmaken van de ‘foundational economy’, waren en activiteiten die tot de levensbehoeften behoren zoals voeding, gezondheidszorg of onderwijs. Het probleem hiermee is dat de marktgedachte ook tot diep in deze activiteiten is doorgedrongen. Niemand -eerlijk gezegd ook ik niet- ziet het als een gezonde maatschappelijk gewenste praktijk om geld te ‘pompen’ in activiteiten zonder te verwachten dat deze aantoonbaar goed worden besteed.  Maar het is nog iets anders om er enig rendement of economische meerwaarde van te verwachten.

Het vormt een moeilijk evenwicht. De waarde aantonen van kunstwerkers en tegelijk willen dat ze “dezelfde behandeling krijgen als andere werkers.” Ontsnappen uit de marktlogica en tegelijk dezelfde voorwaarden eigen die eruit voortvloeien. Dit kan door de notie waarde anders te leren bekijken en te beargumenteren, maar evenzeer door een voorbeeld te stellen van hoe kunstenaars zich organiseren. In het licht hiervan is het zeker nuttig om de collectivistische initiatieven van de zustervereniging UKS uit Noorwegen te bestuderen, of de focus op zelfzorg en solidariteit van het Platform BK in Nederland.

Er is nog wat werk voor de boeg dus voor het Belgische NICC, al heeft het met de publicatie van haar memorandum, zo vlak voor de verkiezingen, en de aanstelling van drie vaste medewerkers, alle troeven in handen om een rol van betekenis te gaan spelen voor het kunstlandschap, door de cruciale rol die kunstenaars invullen in onze samenleving te benadrukken, en mogelijk en te maken.


NICCx25, 25 years standing up for artists’ rights

Uitgegeven door Bruno Devos bij Stockmans Art Books met steun van de Vlaamse overheid, Stad Gent, SOFAM, Foundation Willame, triodos Foundation en Nationale Loterij.

ISBN: 9789464363548
208p.


Dit artikel verwijst tevens naar het boek:

Justin O’Connor, Reset
Starfish Books
EAN 9789492734228
198p.

Author: Frederic De Meyer

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op