In memoriam: Luc Hoenraet (juni 1941- april 2023)

Ongeveer een jaar geleden trok ik op atelierbezoek bij de Brusselse kunstenaar Luc Hoenraet, naar aanleiding van zijn expo bij Bogert Gallery in Knokke. Ik schreef dit stuk over de kunstenaar. Het werd niet gepubliceerd, voornamelijk omdat Hoenraet de tekst zelf helemaal niet zag zitten. Teveel een karakterschets, in plaats van een doorwrongen tekst over zijn kunst. Te weinig nadruk ook op de plaats van zijn werk binnen een kunsthistorische context, ik ben nu eenmaal geen kunsthistoricus (nadien schreef Willem Elias een stuk over Hoenraet die dit perspectief wel schetste).

Zo was hij nu eenmaal: zelfbewust, eigengereid, een tikje laatdunkend ook over collega’s die wel de publieke belangstelling en bewondering genieten. Niets mis mee, wat mij betreft, en het feit dat mijn tekst niet goed bevonden werd belet geenszins dat ikzelf in de ban geraakte van zijn werk, dat sindsdien mijn bewondering en respect geniet.

Na enige aarzeling publiceer ik mijn tekst hier toch. Als eerbetoon aan de kunstenaar, eerst en vooral. Maar ook als getuigenis dat er binnen onze rijke artistieke landschap nog talrijke bijzonder getalenteerde en originele kunstenaars te ontdekken vallen die net onder de radar gebleven zijn, of nog steeds vertoeven. Ik hoop ten stelligste dat we met TheArtCouch nog talrijke van zo’n kunstenaars mogen ontdekken, en ze in de belangstelling plaatsen.


De essentiële creatiedrang in het oeuvre van Luc Hoenraet

De recente Belgische kunstgeschiedenis kent nog talrijke onontgonnen, of onvoldoende ontgonnen pareltjes. Het is misschien eigen aan de generatie kunstenaars geboren in de jaren ’30 en ’40. Wanneer ze twintig werden was de blik van de kunstmarkt op de generatie voor hen gericht, de scholen van ‘Laethem’ of de Cobrabeweging. Er werd de jongere generatie verteld dat ze geduld moesten oefenen, dat hun tijd nog zou komen, wanneer ze veertig zouden worden. Eenmaal die leeftijd bereikt werd de aandacht van de kunstliefhebber echter al getrokken door de jongere garde kunstenaars die met hun kunst nieuwe paden verkenden, nieuwe extremen opzochten. Het leven van een kunstenaar kan onverbiddelijk hard zijn, op vele vlakken.

Is het een kwestie van geluk? Een samenloop van omstandigheden? Toevallig in het oog springen van een of andere kunstpaus of kunstcriticus? Wie zal het zeggen. Het lot maakt soms vreemde spongen. Vast staat dat wie zich de moeite getroost om deze generatie kunstenaars dieper te verkennen bijzondere ontdekkingen staat te wachten.

Zo is het zeker met Luc Hoenraet, een kunstenaar die misschien in de marge vertoeft van de canon van de kunstgeschiedenis, maar er onmiskenbaar een plaats in heeft, niet noodzakelijk omwille van de impact die hij heeft gehad op een of andere stroming, noch omwille van het succes dat hij heeft geboekt doorheen zijn lange carrière, de prijzen die hij haalde of de naamsbekendheid die hij verwierf, maar eenvoudigweg door de kunst die hij maakte in een specifiek tijdsgewricht. Zijn werk spreekt voor zich. “… je leert het werk van een kunstenaar het best kennen door er naar te kijken en niet door te luisteren naar wat hij er over te vertellen heeft”, schrijft Johan van Cauwenberghe terecht in de monografie over Hoenraet.

Het valt me vaak op hoe bedeesd kunstenaars zijn, op het randje van introvert, maar hoeveel nood ze hebben om hun kunst te tonen, als om, misschien, via hun kunst zelf gezien te worden, als een timide maar onuitwisbare getuigenis van hun bestaan. Het is een onmogelijke tweespalt, twee uitersten van een persoonlijkheid die moeilijk verzoenbaar lijken, maar juist doorheen de kunst een rustpunt vinden, een balans, hoe labiel deze ook soms moge zijn. Zien en gezien worden, in beelden, meer dan in woorden. Zich “uitspreken door te werken, niet door zijn werk in woorden te vangen”, zegt de kunstenaar. In tijden waarin het narratief overheerst is het een gedurfde, maar niettemin vitale stelling. Het toont alleszins aan hoe zuiver zijn artistieke betrachting is. Ontdaan van alle franjes, net als zijn werk zelf.

Luc vindt van zichzelf dat hij niet veel te vertellen heeft, dat zijn kunst alles voor hem zegt. Al zal ieder die er de tijd voor neemt en zijn onuitputtelijke aantal anekdotes aanhoort snel meegevoerd worden naar tijden waar kunstenaars nog gesubsidieerde studiereizen konden doen in het buitenland of een jaar lang op kosten van de regering een atelier konden gebruiken in Parijs, na een eenvoudig verzoek aan het toen nog federale ministerie voor cultuur (hijzelf verbleef uiteindelijk twee jaar in dit atelier, eenvoudigweg omdat er geen Franstalige kunstenaar werd gevonden om hem af te lossen in het tweede jaar); of naar de twintig jaar waarin hij een piepklein atelier huurde aan de rand van Parijs, waar zijn gezin regelmatig kwam kamperen temidden van onvoltooide werken in een smeuïge geur van ruwe materialen, maar waar hij menig maal andere Belgische en buitenlandse kunstenaars kon ontmoeten; naar tijden waarin het al een wonder mocht heten wanneer er tien kunstenaars afstudeerden in een bepaald jaar, terwijl de talrijke academies er nu jaarlijks honderden ‘produceren’, als afgewerkte producten netjes klaargestoomd om hun kans te wagen in de jungle van de hedendaagse kunstmarkt.

“Mensen willen tegenwoordig graag kunstenaars kopen wanneer ze al duur zijn”, zegt hij, met een mengeling van droefheid en misprijzen in de ogen. Hij is zeker niet blind voor de markmechanismes om het ‘te maken’ in het wereldje, hij heeft deze met eigen ogen aan belang zien toenemen, net zoals hij kunstenaars uit de generatie na hem beroemd heeft zien worden, steevast komen ze in de nationale pers met kritiekloze recensies waar de grote galerijen de pen van hebben vastgehouden, zo lijkt het hem soms. Vergelijk het met Franse cultuurjournalisten, die de kunstenaars waarover ze schrijven door en door kennen, hun evolutie nauwgezet volgen, er zelfs boeken over schrijven, en galerijen vaak tippen over nieuwe ontdekkingen die de moeite lonen.

Het is een andere wereld hier in België. Als een sneer naar de huidige generatie fel gehypet kunstenaars zucht hij luidop: “maak eens een deftig schilderij.” Hij kan en mag zich zo’n uitspraak permitteren, gezien zijn gezegende leeftijd waarop er nog maar weinig te verliezen is, maar vooral gezien het omvangrijke oeuvre dat hij zelf van jongs af aan zorgvuldig en geduldig heeft opgebouwd, rijk aan schakering -elk werk heeft een eigen persoonlijkheid- en niettemin ontzettend consequent en rechtlijnig. Een oeuvre dat er staat, als een statement.

Een Hoenraet is onmiddellijk herkenbaar. Door enkele symbolen die hij als geboortevlekken op zijn werken achterlaat, zoals het kruis, meer als universeel symbool dan als Christelijke verwijzing, maar ook door de predominante plek die materie inneemt op zijn canvas -hij is in de eerste plaats een materieschilder, een ‘bouwer’ van kunstwerken in de letterlijke zin van het woord. Een schepper van onbestaande landschappen.

Wie zijn oeuvre van in het prille begin overschouwt valt op hoe de levendige kleuren van het begin abrupt lijken over te gaan in aardse tonen, als was hij gaandeweg tot dieper in de grond der dingen doorgedrongen, de kern van de substantie die hij zijn werk oplegt en die hij aan de toeschouwer openbaart. Wie dit doet, wie tot diep in de ziel wroet, wordt vroeg of laat met een dualiteit geconfronteerd. Een “strijd tussen orde en chaos”, schrijft Johan van Cauwenberghe in de monografie over Hoenraet, “de paradox van dit werk is dat het in alle hevigheid is geschilderd en toch een immense rust uitstraalt.” In het werk van Hoenraet vertaalt zich dit in de twee vlakken die regelmatig als in een diptiek opduiken; een serene, ingetogen kant naast een meer rusteloos, wild vlak met rebelse graffiti-invloeden en onontcijferbare geschriften die veel weg hebben van het automatisch schrijven van de vroege surrealisten.

Of is het jazz? Ongetwijfeld heeft deze muziekvorm, waar hij een fervente kenner en liefhebber van is, een invloed op zijn kunstpraktijk, al zal hij het niet toegeven, of tenminste niet onder het keurslijf van woorden willen uitleggen. Maar je herkent ook in zijn plastische werk makkelijk de noodzakelijke basisregels waar een jazzstuk aan moet voldoen en waarbovenop de solo’s in alle vrijheid verder bouwen, als losse constructies op een vaste en betrouwbare grond.

Het verklaart waarom doorheen zijn verschillende werken een herkenbare melodie luidt, een vast akkoordschema waarop de solist verder een eigen identiteit uitbouwt, naargelang zijn persoonlijkheid, zijn stemming van de dag of de ideeën die op een gegeven moment in hem opkomen en die hij intuïtief en ongeremd met het publiek deelt.

Jazz kan complex zijn, maar ook uitgezuiverd en melodieus. Het kan, net als het werk van Hoenraet, zowel kenners als amateurs dan eens behagen, dan eens verwarren en rusteloos maken, dan eens dreigend overkomen, dan eens sussend en troostend. Op verkenning om deze tegenstrijdige gevoelens vorm te geven kwam Hoenraet uit op de diptieken, twee vlakken met een eigen gezicht, maar hij wist ze snel te integreren in een sluitend geheel, als hadden de extremen zich met elkaar verzoend om een nieuw soort beeld te vormen waarin alles vervat ligt: de essentie van het zijn, ontdaan van alle overbodige, maar niettemin alle mogelijkheden omvattend.

Op dit punt gekomen zou een kunstenaar rust kunnen vinden, als was er een eindpunt bereikt, een missie volbracht. Het vreemde aan deze staat is dat er nog talrijke onontgonnen mogelijkheden in vervat liggen, nog onnoembaar veel richtingen uit te slaan, nog zoveel nieuwe landschappen te verkennen. Teveel voor een mensenleven misschien, al blijven alle mogelijkheden voor de kunstenaar inherent in zijn werk vervat, veel langer dan in het menselijk lichaam. “Ik ben nog creatief in mijn hoofd”, verzucht de kunstenaar, “maar het lichaam gaat niet meer mee.” Het is misschien waarom hij zijn werk zo robuust en bestendig maakt, al zitten ook alle kwellingen, twijfels en broosheden erin vermengd: ze vormen een blijvende getuigenis van een onweerstaanbare, essentiële creatiedrang.


Luc Hoenraet overleed in Veurne op 18 april 2023. We wensen zijn familie en vrienden veel sterkte toe.

Cover foto: © Tim Dirven


Author: Frederic De Meyer

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op