‘Wandermask’, Joke Raes palmt de Japanse tuin in Oostende in

Kunst maken, het lijkt soms op een eeuwige strijd tegen de weerbarstige beperkingen die ons menselijk bestaan zowel biologisch als maatschappelijk oplegt, om buiten de limieten te treden, of zich tenminste in te beelden hoe het zou zijn om erbuiten te vertoeven. Grenzeloos leven, de volle ruimte bieden aan de ‘wilde tuin van verbeelding’ die ons uiteindelijk tot mens maakt.

“Opeens krijg ik een leeftijd in mijn leven”, verwoordt Joke Raes het gevat. Een jong gezin georganiseerd krijgen is een nieuw imperatief met een eigen logica, beperkend maar tegelijk bevrijdend; het geknutsel met kunstenaarsstatuten helpt niet om zich los te wrikken uit opgelegde vernauwingen in haar creatieve vrijheid; tentoonstellingen en projecten allerhande stapelen zich op, subsidiedossiers vreten tijd en energie, en de strijd met nieuwe -dure- materialen die haar verbeelding vorm moeten bieden blijkt iets uitdagender dan verwacht.

Te midden van dit alles straalt ze, van een soort ingetogen gloed. “Kunst is voor mij de meest intense manier van leven,” verklaart ze. De persoonlijke omstandigheden stellen de bedoeling van de schepper in haar scherper, meer dan ooit is haar werk een evidentie: het delen van schoonheid, het oog alert houden voor de fragiliteit van het mooie, het broze van het organische.

Tussen alle toekomstige plannen dit jaar viel me haar interventie in de Japanse tuin in Oostende op. De Japanse esthetiek sijpelt onmiskenbaar in haar werk door. De complexe organische vormen bieden vanop een afstand een eenduidig, eenvoudig beeld (Wabi-Sabi) dat intrinsiek een diepe harmonie (Wa) bevat. In haar tekeningen vallen de leegtes (Ma) samen met de levende invullingen, maar bovenal vormt haar praktijk en haar constante zoektocht naar de eigenschappen van de materialen die haar verbeelding vormgeven een ambachtelijk streven (Kogei) naar meesterschap.

Het voorwerp wordt pas voorwerp door de esthetische gewaarwording. De Japanse schrijver Junichirô Tanizaki legt in zijn Eloge de l’Ombre zo mooi het verschil uit tussen de drinkbeker als gebruiksvoorwerp en een zorgvuldig en aandachtig gelakt omhulsel van een vloeistof: “Le liquide contenu dans une céramique révèle sur le champ son corps et sa couleur. Le bol de laque au contraire, lorsque vous le découvrez, vous donne, jusqu’à ce que vous le portiez à la bouche, le plaisir de contempler, dans les profondeurs obscures, un liquide dont la couleur se distingue à peine de celle du contentant et qui stagne, silencieux, dans le fond[1].” Het is, in Tanizakis woorden, het voorwerp die de volle smaak, geur en schoonheid van de inhoud onthult.

Zo zijn de maskers van Joke evenzeer omhulsels, niet van tastbare stoffen maar van potentiëlen en mogelijkheden, die slechts waarde verkrijgen omwille van het omhulsel.

Hoe deze dynamiek vorm zal krijgen in een omgeving als de Japanse tuin is voor de buitenstaander nog afwachten, maar in haar atelier is Joke al volop aan het experimenteren om haar intense vormen tot grotere, voor haar doen ongewone proporties op te zwellen. Het piepschuim en de epoxy die ze hiervoor wil gebruiken biedt niet enkel het voordeel van de lichtheid, maar ook de uitdaging over een eigen wil te beschikken en zich met kleine restjes te nestelen in alle uithoeken van haar atelier. Haar oorspronkelijk ontwerp, op basis van dewelke ze de opdracht in de Japanse tuin kreeg, blijft ze niettemin trouw. Het is een doelbewuste overgave, een passioneel nastreven van de schoonheid, die nergens meer en beter zal kunnen schitteren dan op deze plek, vermoed ik.

Al beseft ze evengoed dat dit streven, en het resultaat ervan, vergankelijk is. Ons gesprek navigeert naar de Poortersloge in Brugge, een plek waar ze samen met Jonas Vansteenkiste een memorabele tentoonstelling hield toen corona nog volop woekerde, maar die als tentoonstellingsplek binnenkort zal verdwijnen. Bij wijze van laatste stuiptrekking loopt er vanaf april een groepstentoonstelling waar zes kunstenaars in situ reflecteren over ‘het verzamelen en bewaren van persoonlijke en maatschappelijke kunsthistorische thema’s.’ Meer dan ooit lijkt het van belang om herinneringen te koesteren en het geheugen te vrijwaren van de constante stroom aan nieuwe impulsen. De Poortersloge wordt tot ‘zwerfruimte’ omgedoopt; zijn we niet alle in essentie zwervers doorheen tijd en ruimte, een schijn van consistentie ophoudend in de essentiële flux van het bestaan?

Joke wil voor die gelegenheid reflecteren over -en, wie weet, in- het ‘zwerfwater’. We mogen dan nog gevangen zitten in de stroom van het leven, niets weerhoudt er ons van onze oevers te verkennen en, wie weet, erbuiten te treden…

© Joke Raes


Het werk van Joke Raes is de komende maanden te zien:

  • van 30 maart tot 21 september 2024 in de expo WANDERMASK, Japanse tuin, Oostende
  • van 13 april tot 11 augustus 2024 in de groepsexpo ‘Spaces of possibility, het geheugen als gebouw’ in de Poortersloge, Brugge
  • van 18 mei tot 23 juni 2024 in een solotentoonstelling bij Galerie P, Oostende

[1] Junichirô Tanizaki, Eloge de l’Ombre, éditions Verdier, vertaling: René Sieffert

Author: Frederic De Meyer

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op