In het vijfde nummer van TheArtCouch verscheen een interview met Trees De Mits. Onze eindredactrice Annelies heeft daar genadeloos de schaar in moeten zetten om het aantal tekens te beperken. Maar in deze tijden van verplichte vertraging willen we onze lezers graag laten genieten van het volledige gesprek dat bijna drieduizend woorden telt. We begonnen het gesprek enkele maanden geleden met een vraag over Covid-19. Ondertussen lijkt de vraag –spijtig genoeg– weer actueel geworden.
Trees de Mits (°1951, Sleidinge) is van alle markten thuis. Ze maakt sculpturen en installaties, schildert en fotografeert. Intimiteit en zintuiglijkheid vormen de rode draad in haar werken. En ook de kleur zelf duikt constant op in haar werk. Rood staat voor vuur, temperament, het lichamelijke. Maar in recent werk treedt blauw meer op de voorgrond. Voldoende stof om er even voor te gaan zitten.
Misschien even met de deur in huis vallen. Laten deze coronatijden je anders laten werken of met andere ogen naar je werk kijken?
De coronatijd doet me niet echt anders werken, maar ik kijk wel even terug naar het werk waar ik jaren mee bezig was, mijn serie ‘sensory’, werk in porselein en latex en mijn serie ‘hybrids’, fotografie. Het medische, anatomie, pathologie en de fragiliteit van het lichaam staan zeer centraal in beide reeksen. Het is een mix van realiteit en fictie op de grens van figuratie en abstractie.
Het was de periode dat ik veel gedichten en literatuur van Rilke las. Vooral Rilke’s roman ‘De aantekeningen van Malte Laurids Brigge’, volgekrabbeld, met onderlijnde en omcirkelde fragmenten was lange tijd een bron van inspiratie voor dit soort werk.
De menselijke eenzaamheid, ziekte, maar ook de ellende van de alledaagse werkelijkheid is daarin heel indringend beschreven, dingen die nu brandend actueel zijn.
‘…Is het mogelijk, dat men ondanks uitvindingen en vorderingen, ondanks cultuur, religie en wijsbegeerte aan de oppervlakte van het leven is blijven steken?…’
Sensory 1996 – ongoing
Was er een bepaald moment waarop je wist dat je kunstenaar wilde worden?
Wanneer ik besloot om kunstenaar te worden kan ik niet duidelijk zeggen. Van jongs af aan was ik een ‘bricoleur’ zoals mijn ouders me noemden. Ik tekende, schilderde, maakte boeken en was met niets anders bezig. Ik volgde jaren lessen aan de weekend academie. Pas op latere leeftijd ben ik voltijds professioneel met kunst gestart en dat voltijdse is er nog steeds.
Waar zoek en vind je inspiratie?
Mijn inspiratie vind ik in de wereld om me heen. Ik ga niet op zoek. Ik werk verder op beelden die zich aandienen. Soms keer ik terug naar vroeger werk, ik herwerk, vul aan, ik zie verbanden, inhoudelijk of vormelijk en ik maak nieuwe beelden of ik plaats werk in een andere context. Het verleden en ermee gepaard gaande de herinnering, onmiskenbaar aanwezig in fotografie, is ook een belangrijke humus voor mijn werk, het vervagende en het vervormende incluis. Misschien is mijn ganse oeuvre één memento, even in elkaar overvloeiend en eclectisch als de herinnering zelf.
De wereld om je heen kunnen we letterlijk heel ruim interpreteren. Reizen lijkt een rode draad doorheen je werk. Recent was je in Japan. Je verfde textiel in een familiebedrijf in Izumo. Vertel eens meer?
Mijn reizen zijn verplaatsingen van mijn atelier naar een welbepaalde plek waar ik dan voor een periode van van 2 tot 3 maanden ga werken als kunstenaar in residentie. Al dertig jaar doe ik dit op regelmatige basis. Het is werken tussen kunstenaars met dezelfde verdieping. Het kunstenaarslandschap, de cultuur en de mensen van die plek leren kennen is een deel van de ervaring.
Het begon met het feit dat ik me naast mijn taak als docent in Sint-Lucas/LUCA School of Art Gent, moeilijk kon concentreren op mijn persoonlijk werk. Ik had nood aan isolatie en focus. De residenties zijn een soort enclaves in tijd geworden, tussen mijn lesopdrachten in, en een rode draad doorheen mijn loopbaan als kunstenaar.
Een eerste werkplek was het Europees Keramisch Werkcentrum – EKWC – in Nederland. Van de ene residentie is dan de andere gekomen; de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk, IJsland en Japan. Met uitzondering van Canada, werkte ik in alle werkcentra verschillende keren. De sfeer was telkens anders doordat er andere kunstenaars waren. De plek waar ik het meest terugkeerde is Shigaraki en Fukuoka in Japan. In Shigaraki werk ik met klei, in Fukuoka is dat fotografie. In Japan is er geen onderscheid tussen kunst en ambacht en er is een groot respect voor keramiek.
In de hersft van 2019 verbleef ik voor het eerst in Shimane prefectuur samen met 2 IJslandse kunstenaars.
In het familiebedrijf van Masao Nagata en zijn vader in Izumo verfden we textiel in indigoblauw zoals het reeds duizenden jaren gebeurt in Japan. ‘Ai’ is indigo en de typische Japans blauwe textiel wordt ‘Aizome’ genoemd. De indigo kleurstof wordt op een natuurlijke manier gemaakt en afhankelijk van het aantal keer de textiel gedompeld wordt is het werkstuk licht blauw of intens indigo.
Momenteel werk ik aan een catalogus met de resultaten van dat project voor mijn persoonlijk werk, hoe dat project nieuwe perspectieven opent.
In de catalogus heb ik intuïtief vier gedachtesprongen via foto’s met elkaar geconfronteerd. Vooreerst vind je er beelden van foto’s van mijn blauwe handen en geplooide stof gefotografeerd tijdens het proces van het indigo verven.
Vervolgens vind je er beelden van de getinte en gepliëerde sneeuwlandschappen en gletsjers in IJsland. De foto’s zijn genomen tijdens een vorig project aldaar.
Een derde sectie wordt ingenomen voor beelden van ijsvlaktes vastgelegd boven Siberië en Rusland tijdens de vlucht naar Japan. Door de afstand van de lens van de camera naar de grond ontstaat een mistblauwe kleur.
Tenslotte blauwe foto’s genereerd van gelige glasnegatieven gekocht op een Japanse vlooienmarkt.
Al deze beelden uit de vier reeksen blauw zijn op een verschillend tijdstip en locatie gefotografeerd. Door ze uit hun oorspronkelijke context te halen en ze op een andere manier samen te brengen zullen ze een nieuwe betekenis krijgen in de catalogus. Daarin zal één bindende kleur overheersen, zowel in tekst, beeld als layout, nl. blauw, met alle mogelijke tussentinten, van intens donker indigo tot waterig groenblauw. De catalogus wordt deel van het werk.

Op website van Kunst in Huis las ik: “Ze heeft daarbij een voorkeur om zich te verhouden tot de kleur rood zoals die zich in verschillende culturen voordoet. Rood staat voor het lichamelijke, maar ook voor vuur, temperament of zinnelijke kracht. We associëren rood zowel met liefde als met gevaar, met leven en met dood. Voor De Mits is rood ook rustgevend en geruststellend. Rood infiltreert, insinueert, contamineert, assimileert.”
Twaalf jaar geleden kreeg ik de kans om met een groep wetenschappers van KU Leuven en Sint-Lucas/LUCA School of Art Gent deel te nemen aan het project ‘Navel-Lichaam-Huid’. Dit onderzoek was op mijn lijf geschreven. Het eerste wat me in gedachten kwam was de vorm die ontstaat bij het spiraalvormig kneden (kikuneri) van klei in Japan. Het geplooide resultaat refereert naar de navelvorm. Ik noemde het een ‘navelknoot’. Deze vorm is de start van een nieuw werkstuk in klei. De navel is een begin van leven, maar ook het einde van de verbondenheid met de moeder. Zo is hij ook litteken en rest.
Met dit idee trok ik naar Japan en onderzocht de relatie tussen klei en lichaam. Een reeks lichaamsfragmenten in porselein is er tijdens een werkperiode van twee maanden tot stand gekomen. Om het project af te sluiten werd het werk getoond in The Museum of Contemporary Ceramic Art Shigaraki en in Museum M in Leuven.

De lichaamsfragmenten zijn geboren vanuit momentgebonden inspiratie, zonder voorafgaande tekening of ontwerp. Ze zijn ook later getoond in een tentoonstelling in Raveelmuseum in Machelen en in het MAS in Antwerpen door Paul Vandenbroeck.
Om mijn Japan-periode voor te bereiden en wat in de mood te komen las ik romans van Japanse schrijvers o.a. Yasunari Kawabata. Zijn bizar maar poëtisch boek ‘De Schone Slaapsters’ is doorspekt met ‘rood’. Zo isoleerde ik de zinnen die het woord ‘rood’ bevatten, zonder rekening te houden met de verwijzingen naar de kleur in de vorm van bloed, blos, verven, lakken, huid, striemen… Een voorbeeld …En zo lagen het rood van de geverfde lippen en van de vier gelakte, lange nagels op één plek van de lange kussensloop bij elkaar”…
Die zinnen op zich vormden een nieuwe tekst vol sensualiteit.
Je kan doorheen het ganse boek merken hoezeer de Japanse cultuur dooraderd is met een zinnelijk rood. Dat rood is voor mij tevens beeld van het organische en het inwendige dat ik in mijn werk veelvuldig aftast.
Eens ter plaatse in Japan merkte ik rood alom, zowel in het stedelijk landschap als op het platteland : in en rond de Shintoïstische tempels, de Jizo-beelden met hun rode slabben, met rood omwonden bomen…
Dit rood heb ik gekloond en naar beelden van IJslandse landschappen overgebracht. Het transponeren van het rood naar IJsland is door Lut Pil onderzocht. Ze beschrijft de rode kleur in de foto’s als een kolkende massa, klaar om uit te barsten, of nog nagloeiend tijdens het stollen. Pil vergelijkt het rood in het beeldvlak met het ‘gevormde’, ‘geplooide’, ‘gestolde’ in de keramisch werken.
Dit project is boeiend beschreven door Barbara Baert, Lut Pil, Ann-Sophie Lehmann en Lise De Greef in het boek ‘Folded Stones’ waar het rood niet weg te denken is.
Om opnieuw wat dichter naar huis te keren. Je bent een van de vaste bewoners van Farmfabriek in Deinze. Zet synergie aan tot meer creativiteit?
Farmfabriek is niet alleen een werkplek maar ook een ontmoetingsplaats. Ik voel me een beetje een ‘kunstenaar in residentie’ daar, door de andere mensen om me heen, de gemeenschappelijk keuken, de vergaderzaal, de tentoonstellingsruimte en de ongedwongen gesprekken zo nu en dan. Hoewel iedereen met zijn ding bezig is is het fijn om er te vertoeven met andere creatievelingen. Het is natuurlijk nog recent en er moet nog veel groeien, maar ik voel me daar goed door de kruisbestuivingen en de verschillende aanpak van elkeen.
Het is bijzonder om binnen het grotere geheel een eigen stukje atelier te hebben en in alle rust te kunnen werken om dit werk dan zonder veel verplaatsing te kunnen presenteren in een prachtige industriële ruimte.
Het is een nieuw en ander begin na dertig jaar kunstenaar zijn.
Beelden van Farmfabriek Deinze, de nieuwe werkplek van Trees sinds 2019
Je bent bezig met fotografie, installatiekunst, schilderen en sculpturen. Al deze kunstvormen vereisen toch een andere aanpak. Hoe slaag je erin om verschillende disciplines te beoefenen. En heb je een voorkeur voor een van bovenstaande disciplines.
Na jaren avondlessen in disciplines als schilderen, zeefdruk, en grafiek, startte ik op latere leeftijd met grote hunker een voltijdse kunstopleiding keramiek. Mijn keuze voor het koele, klinische en eigenzinnige porselein stond reeds na de eerste maanden werken met het materiaal vast. Het heeft me nooit meer losgelaten, ook nu niet. Hoewel ik een mixed media kunstenaar ben, grijp ik na een periode ‘klei-loosheid’ terug naar het medium dat me het meest ligt. Sporen en imprints, de lijfelijkheid van keramiek vind ik in geen enkel ander materiaal op dezelfde manier terug als in klei. Wat ik mede bij keramiek boeiend vind is dat je als kunstenaar toeschouwer bent van je eigen werk. Je ziet je werkstuk pas voor het eerst daadwerkelijk wanneer het met glazuur uit de oven komt. Het is altijd wel een beetje een verrassing wanneer de hete ovendeur voor je open gaat. Dan ben je letterlijk aanschouwer van je eigen creatie.
Het werken met foto’s is gegroeid uit het willen vastleggen van een werkproces. Daaruit ontstonden interessante beelden waarin ik een grote materialiteit herkende. Het was de wording van de reeks ‘Hybrids’. De foto’s stamden aanvankelijk niet uit een artistieke beeldcultuur. Ze werden gebruikt voor een educatief doel in de medische wereld. Ik beschilderde ze en bewerkte ze en ik heb ze me toegeëigend. Ze zijn deel van mijn oeuvre geworden. Na de ‘hybrids’ zijn de foto’s meer bewust onstaan op plaatsen waar ik ging werken als kunstenaar en waar geen oven beschikbaar was om klei te bakken. IJsland is daar een voorbeeld van. Het overweldigende van de natuur heeft me tal van beelden opgeleverd. Later ook was Fukuoka in Japan de basis om vast te leggen wat mijn aandacht trok. Maar dikwijls zijn er bijna geen aanwijzigen dat de beelden in Japan genomen zijn. Het gaat hem meer om de poëzie die ik voor de camera herken en de manipulatie die ik later op de foto aanbreng. Het is een ingrijpen op het oppervlak, de korrel, de kleur, de materie. Veel beelden verglijden tot abstractie, tot een nauwelijks herkenbaar beeld.
De residenties als kunstenaar hebben me op die manier ook een zetje gegeven om uit noodzaak met een ander materiaal te werken. Mijn fotoarchief wordt alfabetisch en in thema’s geordend. Naast klei en fotografie ga ik ook schilderen op abstractie vormen of structuren in geperforeerde hardboard. Er is steeds een spanning tussen het tweedimensionale en het driedimensionale. Zo worden foto’s die aanvankelijk tweedimensionaal zijn op houten structuren bevestigd zodat naast de diepte, die de foto vanzichzelf suggereert nog een extra dimensie gegenereerd wordt.
Loods12 Wetteren 2017
Ik vind het boeiend om installaties samen te stellen waar uiteenlopende werken, vlak en ruimtelijk, in verschillene media het tegen elkaar moeten opnemen. Door ordenen, schuiven en puzzelen verwerft elk fragment zijn plek en maakt het deel uit van een groter geheel. Zo’n installatie heeft een flexibel karakter en ze kan voortdurend gewijzigd worden. Foto’s, sculpturen, gevonden voorwerpen en schilderijen kunnen later weer in een andere context gebruikt worden of ze kunnen zich individueel verder ontwikkelen.
‘Wij ordenen het materiaal en het valt uiteen. Wij ordenen het opnieuw en wij vallen zelf uiteen’ schrijft Rilke in zijn Duineser Elegien.
Welk medium ik ook gebruik het is de materie die me aantrekt. Het is ook de materie die mijn beelden doet ontstaan en die de toeschouwer soms heel actief bij het werk betrekt, zoals de reflectie van de toeschouwer in de gouden foto-reeks KIN & KURO.
En wat is het centrale thema binnen je werk?
Een centraal thema binnen mijn werk heb ik niet. Alles wat ik creëerde, zie ik als één groot geheel. Op één of andere manier heeft alles met elkaar te maken. Uit het ene is steeds het andere gegroeid, al denkende en al doende. Ik zie wel een evolutie in mijn werk met een kleine neiging hier en daar naar abstractie.
Serendipiteit, de kunst om te vinden wat je niet echt zoekt, is niet weg te denken binnen mijn oeuvre. Misschien is daarom deze opsomming verhelderend: lichaam, het medische, klei, Japan, fotografie, kunstenaar in residentie, intuïtie, mixed media, materialiteit, herinnering, literatuur, cluster, …
Wie met zoveel disciplines bezig is, zal natuurlijk ook de nodige feedback krijgen. Hoe ga je daarmee om?
Ik heb heel veel aan de feedback vanuit theoretische hoek. Reflectie over het hoe en waarom werkt heel bevruchtend zowel voor mij als voor de persoon met wie ik samen werk. Het geeft me vertrouwen en zin om door te doen. Mijn twijfels worden gerelativeerd. Een tekst over mijn werk kan me tot nieuwe inzichten brengen.
Ik vind het ook prettig minder positieve kritiek te krijgen, weliswaar van personen die ik integer vind. Verder heb ik het geluk met een kunstenaar samen te zijn die dezelfde ziel heeft als de mijne en dat feedback over elkaars werk in de meest gewone gesprekken aanwezig is zonder het te beseffen.
En tot slot van dit prachtige gesprek: tot het werk van welke kunstenaars voel je je aangetrokken?
Mijn favoriete kunstenaars zijn Anna Maria Maiolino, Marisa Merz, Phyllida Barlow, Joëlle Tuerlinckx, Tacita Dean, Angel Vergara, Rinko Kawauchi, Leiko Ikemura, Setsuko Nagasawa, Gabriel Orozco, Cy Twombly, Michel françois, Angel Vergara, Marco Tirelli, Isamu Noguchi, Kazuo Shiraga, Masao Yamamoto, Izumo Kato, Takesada Matsutani, Kishio Suga, Nao Matsunaga,…
Kunstboeken waarvan ik houd zijn ‘L’Empreinte’ van Georges Didi Huberman met de bijhorende tentoonstelling die ik zag in Centre Pompidou Parijs, ‘Femininmasculin – Le sexe de l’Art’ tentoonstellingscatalogus van gelijknamige tentoonstelling in Centre Pompidou, ‘Inside the Visible’ van Catherine de Zegher gelinkt aan de tentoonstelling in The Whitchappel Gallery in London. Ook mijn reeks boeken over Cy Twombly, Orozco, Izumo Kato, Marisa Merz, Dirk Braeckman, Berlinde De Bruyckere, en nog veel andere in mijn boekenkast.
- Stilte die spreekt, mijmeringen bij de expo Lacuna - januari 15, 2025
- Rens Cools: kunst als meta-taal, en de podcast als kunstwerk - december 11, 2024
- Nachtdieren: een dialoog tussen licht en schaduw - november 27, 2024