Ik heb vaak last van anemoia: heimwee naar een tijd die ik niet gekend heb. Meer bepaald naar de laat negentiende eeuw, een tijdsbestek waar allerlei fricties, maatschappelijke, spirituele, wetenschappelijke, samenvielen in een algeheel gevoel van ongepast voelend optimisme, ongemakkelijke zorgeloosheid en existentiële unheimlichkeit. Het is niet uit gemakzucht. Comfortabel was het tijdperk allerminst. Maar er was nog plaats voor verwondering en nieuwe sensaties. De geesten stonden rijp voor ongekende inzichten. De wildste mogelijkheden vonden er nog toegang tot de twijfelende rationele geest.
De frictie was nergens zo zichtbaar als in de kunsten. Vernieuwers experimenteerden er, timide maar zelfzeker, met nieuwe richtingen en vormen. De goegemeente werd nog geschokt en kwam nog in opstand tegen de nieuwe stromingen, in plaats van zich te wikkelen in de zachte plooien van de alom woekerende staat van lethargie. Een kunstwerk dat in het Salon werd opgenomen kon maandenlang druk besproken en becommentarieerd worden en tot een woordenvuurwerk leiden tussen intellectuelen, naarstig gevolgd door de hele bevolking wiens opinie constant laveerde tussen extremen stellingen en opinies. Een kunstwerk polariseerde, zeker, maar het ging tenminste nog ergens om…
Kan hedendaagse kunst nog zo’n gevoelens opwekken, en onze alertheid reanimeren?
De keuze van Wim Lammertijn van het MUDEL lijkt me dit te beogen, al zeker in de biënnale van de schilderkunst, die tegelijk in drie musea aan de Leie plaats heeft. Ook voor deze editie ging Wim breed op zoek naar kunstenaars die met de ooit tot vergetelheid gedoemde schilderkunst een bonte schare aan emoties op verschillende manieren weten los te weken. Al is er een klein verschil dit jaar: een vorm van luchtigheid die ondanks de soms heftige thema’s in de werken sluipt. Van bij de eerste stappen in de expo werd ik door een onbestemde opluchting overmeesterd, zo van: dit kan nog, dit mag nog; kunst beweegt nog iets in mij, roert nog in gevoelens die onder een dikke laag conformisme werden weggemoffeld.
Het begint eigenlijk met de drie vrouwelijke leerlingen van Emile Claus die een plek krijgen in de expo, en die in zekere zin een dikke middenvinger uitsteken naar de heersende moraal van de tijd waar minachtend naar vrouwelijke kunstenaars werd gekeken als bedreven ze kunst vanuit een schattige maar voor de rest waardeloze vorm van tijdverdrijf. ‘De kindervrienden’ van Dees De Bruyne -een replica weliswaar -het museum is nog steeds op zoek naar het originele- biedt maatschappelijk gezien een eerste schok, en een confronterend beeld van de aanslepende actualiteit van macht en kindermisbruik. Typerend voor de expo: het werk werd in dezelfde ruimte geplaatst als het werk Post Internet Comfort van de jonge Jan De Lauré, die in iets meer bedekte termen dezelfde kreet slaat: stop de waanzin!
Kenners en liefhebbers zullen zich kunnen verdiepen in het werk van Dees, maar evenzeer in de kunst van generatiegenoot Pjeroo Roobjee, heerlijk zorgeloos onder een vette laag maatschappijkritiek en zelfrelativering (het overheerlijke ‘Ik verlang dan mijn asse ruste aan de oevers van de Poekebeek, te midden de Poekenaren die ik zozeer heb liefgehad.’ Uit 1971!).
Het jong geweld hoeft niet onder te doen op gebied van uitgesproken eigenzinnigheid, al nemen ze iets meer resoluut zelf de rol van protagonist in -een gevolg van het proces van individualisering van de laatste decennia wellicht, al komt die volgens sommige filosofen ook te vervallen -ook het individu is volgens hen gedoemd te verdwijnen. De strijder in Ulrike Bolenz, de grenzeloze persoonlijke biotoop van Ilke Cop, het historisch relativisme van Dittmar Viane of de herlezing van de gaming-industrie van Thomas Decuypere, om er maar enkele te noemen, ze staan vanuit hun perspectief midden in een wereld die ze met een zeker gevoel van beklemming en vervreemding beleven, dramatisch, maar vaak ook luchtig.
Niet altijd echter. De dreiging die bijvoorbeeld van het werk van Annelies Van Damme uitgaat beklemt. In haar werk dient zich nergens enige houvast aan in de onherbergzame en gewelddadige wereld. De omgeving overkomt je, de machtsstrijd lijkt van meet af aan verloren, om het even aan welke kant je staat. De menselijke evolutie lijkt te zijn vervallen tot een primitief overlevingsinstinct waar alles prooi is, waar een moment van zinsverbijstering wordt uitgerokken tot een eeuwige mentale kwelling. Vrolijk word je er niet van, maar het blijft alleszins hangen.
Wim Lammertijn koos ‘meesterschap’ als leidraad voor de keuze van kunstenaars. Een vlag die vele ladingen dekt, weliswaar, en sommige kunstenaars zijn nauwelijks ervaren genoeg om van meesterschap te kunnen spreken. Maar meesterschap slaat, vermoed ik, niet enkel op deskundigheid of kunde. Het slaat evengoed op de brug die geslaan wordt tussen visie -het mentaal beeld van de emotie die je wilt oproepen-, en de rauwe emotie zelf, om deze op een zo direct mogelijke manier op de kijker over te brengen. In die zin getuigen wat mij betreft alle kunstenaars op deze expo van volwaardig meesterschap. Aan emoties allerhande alleszins geen gebrek op deze expo, ik waande me even in een Parijs Salon uit de laat negentiende eeuw…












De Biënnale van de Schilderkunst loopt in drie musea aan de Leie: het Roger Raveelmuseum, het Museum Dhondt-Dhaenens en het Museum van Deinze en de Leiestreek (MUDEL). De expo in het MUDEL loopt tot 1 september 2024. Klik hier voor alle info.