Dit wisten we wel, maar nu maakt het S.M.A.K. het heel duidelijk:
“JE HOEFT JE NIET MEER TE SCHAMEN ALS JE SCHILDERT.” (Tanja Boon)
74 (!) jonge kunstenaars bewijzen het bestaansrecht van het al zo vaak ten grave gedragen “schilderen”: “PAINTING AFTER PAINTING”
Het was late middag toen ik terug thuis kwam. Op de middag was ik vertrokken. In Gent had ik alle straten binnen een straal van zowat een kilometer van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (S.M.A.K.) verkend, zoekend naar een parkeerplaats. Helaas. Uiteindelijk lichtelijk fout geparkeerd (maar zonder een hindernis te vormen voor het verkeer, dacht ik, mezelf vergoelijkend) in de onmiddellijke buurt van het Jan Hoet-plein, waar ik even dacht opnieuw in het centrum van mijn geboortestad Brugge te zijn aangeland, waar toeristen – meer dan vaak – als mieren uit de grond lijken te komen.
Dit kon toch niet allemaal voor de tentoonstelling “Painting After Painting” zijn! Maar… wie weet? Ook aan de overkant is er immers een museum, dat voor Schone Kunsten met name, en ik vermoedde dat ook de tentoonstelling aldaar (tot 29/6), gewijd aan Jules De Bruycker (1870 – 1945), ontiegelijk sterke etser, tekenaar en observator van het oude Gent, veel mensen op de been brengt. Het gaf me ondanks alle moeite om mijn auto gestald te krijgen een soort gemoedelijke gedachte dat er nog zoveel belangstelling was voor (beeldende) kunst.
Ik speelde even met de idee – ik had een plaatsje gevonden – mijn vehikel in de omgeving van de Gentse Decascoop achter te laten, maar ik ben relatief snel weer achter het stuur gekropen. Denkend immers aan de vuistdikke MER-monografie omtrent “Painting after Painting” die ik per se mee naar huis zou willen nemen. En zo’n gewicht zo ver dragen… Daar kan mijn versleten atletenlijf niet meer tegen. Ergerlijk!
Via het zogenaamde miljoenenkwartier was ik nadien in geen tijd weer op de snelweg. Die welverdiende kop koffie zou ik thuis wel drinken. De cafetaria van het museum blijft toch onnoemlijk veel te klein!




Bram De Munter, Kati Heck, Ben Sledsens op Painting after Painting, S.M.A.K., foto’s: Johan Debruyne
*“ALLES IS ZOVEEL, DAT EEN KLEIN BEETJE OOK AL BIJNA ALLES IS.”
Ik stapte meteen naar mijn werkkamer en het eerste wat op mijn computerscherm passeerde was een kalligrafisch in steen gekapte zin van een onlangs overleden vriend, Pieter Boudens. De Brugse godfather zeg maar van het toevertrouwen van interessante woorden en zinnen aan diverse soorten steen. Voorts een allround kunstenaar die ik hard ga missen: “Alles is zoveel, dat een klein beetje ook al bijna alles is.” Deze zin was het. Een wijs iemand had me ooit eens gezegd dat niet het vele goed was, maar het goede veel. Ik dacht onwillekeurig aan kleppers als Jean De Groote (te oud, maar net unieke monografie aan zijn oeuvre gewijd), Vincent Geyskens en Pieter Vermeersch. Wel, in het S.M.A.K. had ik zo’n 150 schilderijen bekeken van ongeveer 70 kunstenaars die na 1970 zijn geboren en dus ging het om schilderijen die rond en na de eeuwwisseling zijn gecreëerd. Een hele boterham, dus. En, ja, nu ik het over een boterham heb: een van de tentoonstellende kunstenaars gebruikte een geroosterde boterham als drager van een – uiteraard – klein schilderij! De schilderkunst barst van de vitaliteit en vindingrijkheid!
Hoe vaak is de schilderkunst niet dood verklaard? En begraven? In de jaren ’80 van de vorige eeuw had je nog twee soorten schilderkundige “stromingen”. De ene kwam uit Duitsland en de andere had Italiaanse roots. Voorts leek schilderen uit den boze. Ik hoor een gezaghebbende stem uit de wereld van de actuele beeldende kunst nog zeggen:” Verf en doek? Er zijn toch andere en meer interessante media om je ideeën dezer dagen beeldend vorm te geven?” De rijzige curator dweepte nochtans met grote schilderende klasbakken uit het verre verleden, maar toen waren al die nieuwe middelen nog niet beschikbaar. Ik denk dat ik na “Painting after Painting” kan zeggen: Hij heeft niet helemaal gelijk gehad.
“GEEN ALGEMEEN GELDENDE UITSPRAKEN VOOR DIT MEDIUM”
Terwijl ook in die voor schilderende kunstenaars vermaledijde decennia een rist kunstschilders koppig doorzetten, rustte er een soort vloek op wat ze deden. Maar mondjesmaat verloor een woord als “appropriatie” zijn perfide bijklank, verliet de verf al eens de zogenaamde drager die lang niet meer alleen uit doek of hout bestond (remember boterham!), werden talloze andere presentatievormen uitgeprobeerd en werd geïnspireerd, maar eigenzinnig voortgeborduurd op datgene wat de lange geschiedenis van de schilderkunst had voortgebracht. Nog met verf werd en wordt ook commentaar geleverd op het leed dat vandaag (en sinds veel langer) de wereld teistert en onbelemmerd zijn weg vindt naar digitale platformen.
Vers in het geheugen ligt ook nog de overladen tentoonstelling in datzelfde S.M.A.K. met werk van Jan Van Imschoot. Toen was het al bij me opgekomen dat het met wat minder beter ware geweest. Des Guten zuviel, zoals wijlen conservator Willy Van den Bussche vaak in zijn Oostendse P.M.M.K. had gedaan.
Het is merkwaardig dat op geregelde tijdstippen iemand vindt dat het tijd is voor een groot overzicht van wat zich België op schilderkundig gebied afspeelt. Ik las uiteraard de lijvige voorwoorden van Tanja Boon en Dominic Van den Boomgerd in de monografie die de Gentse tentoonstelling vergezelt. Zo is het Boon die vindt dat een schilder zich vandaag niet moet schamen om schilder te zijn. Ze heeft het trouwens ook over een medium waar geen algemeen geldende uitspraken over te doen vallen. Ik ben het volstrekt met haar eens.
Maar wie zal ooit weten wat er bij het kiezen van deze tientallen kunstenaars een bepalende rol heeft gespeeld? Erbij horen is dan ook lang niet zonder belang! Feit is dat het narratieve in wat de kijker te zien krijgt behoorlijk is vertegenwoordigd. Toen ik ter plaatse zowat elk schilderij even had afgetast, schoten me spontaan twee namen voor de geest: Charlie De Voet en Colin Waeghe. Beiden toch ook na 1970 geboren. De eerste is iemand die bij uitstek het medium verf zelf tot in het extreme uittest en Colin Waeghe heeft een geheel eigen stijl. Maar goed. Ik zal nog namen vergeten. In het S.M.A.K. drukken ze de bezoeker op het hart dat dit geen exhaustieve keuze is… In dit land (lees de namen van de kunstenaars en u merkt dat ze vanuit diverse streken hier zijn komen aangewaaid: geen Belgisch kunst, maar kunst in België!), wordt niet eens zo ver van waar wijlen Roger Raveel welhaast nooit zijn huis verliet en van daaruit de wereld aanschouwde op zijn geheel eigen manier, geschilderd dat het geen naam heeft. Vandaag heb je ene Rinus Van de Velde. Die droomt gewoon zijn wereld bij elkaar! Ook dat heeft iets. We hebben ontzettend veel goede schilders en iemand als Lieven Decabooter mag wat mij betreft snel weer zijn penseel ter hand nemen. Hij is iemand van net voor 1970, vermoed ik, die met verf op de… keerzijde van het canvas zijn ding doet.





Gijs Miljens, Nelleke Cloosterman, Vincent Geykens, Loïc van Zeebroek, Michiel Ceulers in het S.M.A.K., foto’s: Johan Debruyne
GEEN EXHAUSTIEVE KEUZE
Om de zoveel tijd, dus. Laat ons beginnen bij wijlen Willy Van den Bussche, alias Black Willy”) en zijn “Modernism in Painting” (Ten years of painting in… Flanders). We schrijven 1992. Zeven jaar later, in 1999, is er dan in het M HKA te Antwerpen de spraakmakende tentoonstelling “Trouble Spot Painting”. Curatoren: Luc Tuymans en Narcisse Tordoir. En vandaag dus, tot 2 november 2025, “Painting after Painting”.
Boon schrijft dat door een veelheid aan uitdrukkingsvormen, technieken en discours de schilderkunst de voorbije twee decennia aan vitaliteit heeft gewonnen. Er is hier sprake van een schildertraditie, want het is geen globaal fenomeen, vervolgt ze. Spelen voorts onder andere een rol: het breed gedragen gevoel van crisis, de ecologische ramp die zich gewelddadig en gespreid lijkt te ontplooien, de geopolitieke verschuivingen.. Inderdaad, een passage langs de 150 schilderijen overdondert je met indrukken en merkwaardig, telkens toch weer anders. Het lijkt wel een wonder.
Dominic Van den Boomgerd schetst een en ander van bij Jan Van Eyck al over de zogeheten Vlaamse Primitieven tot de schilders van vandaag. Uitwisselingen en beïnvloedingen zijn er altijd geweest. En dan is er uiteraard Luc Tuymans, die een gezaghebbende stem heeft in het internationale discours over schilderkunst. Verder verwijst hij naar de vele ijkpunten voor kunstenaars vandaag: Ensor, Brusselmans, Magritte, Broodthaers, Raveel, De Keyser, Walter Swennen en Tuymans. In België, voegt hij eraan toe, is surrealisme een vorm van leven. Immers wie begrijpt, buiten onze grenzen, dit kleine land dat in zo veel stukken is verdeeld? Wie begrijpt dat een stad als Brussel 17 burgemeesters telt. THIS IS BELGIUM!!!
Maar goed. Wat is van dit alles in mijn hoofd blijven hangen? Ik weet als ik een rist namen citeer, ik heel veel talent vergeet. U moet maar gaan kijken.
Matthieu Ronsse. Diens naam klinkt al langer in mijn oren. Voorts maakt Michiel Ceulers er opnieuw een zootje van waarin een gele kanarievogel mij vertedert. Pieter Vermeersch (ooit zien schitteren in M Leuven!) laat ontiegelijk langzaam de vele tinten van een enkele kleur in elkaar vloeien en Nina Gross imponeert. Kristof Santy (°1987, Roeselare), heb ik ooit ongeveer weten debuteren in een Brugse designzaak, ongetwijfeld begeesterd door nog een van mijn favoriete schilders, wijlen Jean Brusselmans (1884 – 1953). Wat Santy met stillevens doet is heerlijk en ongetwijfeld vernieuwend en uniek. In Londen, Los Angeles en Wenen smulde men van de manier waarop hij onze tomaat-garnaal, onze Rodenbach en nog andere regionale producten in beeld brengt. Hoe hij van in stukjes gesneden hardgekookte eieren, geometrische “kantlijnen” maakt. Alechinsky, maar helemaal anders! Geweldig.
Ik vergeet uiteraard Kati Heck niet, het grote talent, immer met haar nimmer opdrogende fantasie, dat zich in Antwerpen is komen vestigen. Een werk van haar siert bovendien de cover. Ik wil ook graag Bendt Eyckermans citeren, en Ben Sledsens, Stijn Cole, Loïc Van Zeebroek, Charlotte Vandenbroucke, Charline Tyberghien, Koen van den Broek (een van onze absolute toppers), Sanam Khatibi, Tina Gillen, Anne Van Boxelaere (uitzonderlijk geen narratief), Bram Demunter (nog in het PAK in Gistel leren kennen), Felix De Clercq. Tot rust zijn we gekomen bij het werk van Vincent Geyskens! En als Brugs recensent (in mijn aloude geboortestad gebeurt de laatste tijd heel wat omtrent actuele beeldend kunst!) vermeld ik graag de aanwezigheid van enkele werken van Mae Dessauvage.





“Painting after Painting” in het S.M.A.K., Jan Hoet-plein 1, 9000 Gent, tot 2 november 2025, di t/m vr (9.30-17.30); za & zo (11-18u)