Michiel Ceulers en zijn haat-liefdeverhouding met de schilderkunst

BIZAR, VERLEIDELIJK EN (ON)FRIS

Michiel Ceulers was jong en hot en zijn geboorteland België snel ontiegelijk veel te klein. Over zijn werk gedij(d)en titels als “Wilde onfrisheid”, “Op de grens van smaakvol en smakeloos” en “Dirty abstraction”. Onder meer. “Little Napo” noemde zijn galeriste uit Los Angeles hem. Gedurende jaren vlogen zijn schilderijen bij manier van spreken de deur uit. En toen werd het stil.

De schilderkunst en haar rijke geschiedenis… Michiel Ceulers lijkt veroordeeld (gedoemd?) om haar lief te hebben, te koesteren en haar tegen beter weten in  na eeuwen alsnog te vernieuwen. Hij kwetst en klieft en kleeft en klettert aaneen. Hij zalft, verwijst, knipoogt en speelt.

De driftige kerel is in de leer geweest in het KASK Gent en bekwaamde zich tevens aan de Amsterdamse Rijksacademie. Hij kijkt, ziet, recupereert (letterlijk en figuurlijk), parafraseert, speelt ook gretig en gevat met taal en schildert. Vooral dit laatste. Hij gidst ook en hij klust. Dezer dag wellicht deels uit noodzaak, maar zijn (artistieke) vrijheid is hem heilig. Morgen neemt hij de trein voor een solo-tentoonstelling van zijn werk in Amsterdam en wat later gaat hij – in Den Haag – aan de KABK doceren: Michiel Ceulers, kunstenaar, geboren in 1986 in Waregem. Een kleine, vinnige, energieke jongeman zich die na verblijven in Gent, Berlijn en Los Angeles wellicht tijdelijk in Brussel heeft gevestigd.

LOS ANGELES, NEW YORK, BERLIJN, BRUSSEL

Ik heb getraind (fysiek) en wil een poging wagen om hem in en omheen zijn nieuwe habitat een paar uur te volgen: zijn woordenvloed, zijn premisses, zijn visie op de beeldende kunst, zijn driftige passen, zijn handelingen, de vanzelfsprekendheid waarmee hij zich beweegt tussen een gigantisch aftands gebouw (het lijkt alsof er een oorlog heeft gewoed) dichtbij de Brusselse Beurs, waarin je op de derde verdieping zijn ruim atelier vindt, tot zijn appartement aan het Fontainasplein. Tussen beide locaties genieten we samen even van een gezellige en sfeervolle, verkeersvrije strook waar je de hele wereld tegen het lijf loopt.

Een behoorlijke tijd, een paar weken al eigenlijk, zit ik met… kanaries in mijn hoofd. Die van Ceulers! Is het dat vogeltje uit de mijn dat op gevaar wijst? De wereld gaat immers quasi zeker naar de Filistijnen, ook nu heel wat mijnen al gesloten zijn en uitgeput. Wie zal het zeggen? Terwijl we stappen, praten en een koffie drinken merk ik hoe mijn gesprekspartner ontzettend vaak met zijn hand door zijn haar gaat. Hoe zou een gedragstherapeut dit verklaren? Bezig-zijn? Nervositeit? Agitatie? Ongeduld? Ik stap door de stad, laveer langs mensen, praat en drink, en in mijn hoofd zitten kleurrijke vogeltjes. Ik denk in hoofdzaak aan een recent schilderij van hem waarin een gehavende kanarie een prominente rol krijgt toebedeeld: het oog dat je hoort te zien is een gapend gat geworden en in de abstracte achtergrond zijn twee kammen afgebeeld.. Ceulers lijkt niet te faken: hij leeft, maakt voort, creëert. Op dit ogenblik in dat immense gebouw, hartje Brussel.

Ik zag zijn werk, een overzicht van de 15 jaar die hij plastisch bezig is op diverse media, fysieke en digitale, erg vaak de revue passeren. Nogal eens met de teneur dat deze nog jonge Michiel “back is”. Terug van weggeweest. Van figuratief, naar abstractie en terug, na een periode van grote stilte.

In zijn prille artistieke bestaan heeft hij al een serieuze “hausse” achter de rug. Snel na zijn studies immers, samen met zijn abstracte schilderijen door een Antwerpse galerie (Maes & Matthijs) opgepikt, tentoonstellingen in Los Angeles, New York en Madrid, een wijle pendelend tussen Gent en Berlijn. En vandaag Brussel, toch de enige echte Belgische stad die naam waardig, zegt hij. Hij windt er zelden doekjes om. De return of Ceulers kwam er middels een veelbesproken tentoonstelling onlangs in “De Garage” (zou als kunstlocatie straks ingeruild worden voor woningbouw…) in Mechelen waar ik door omstandigheden niet ben geraakt. Dan zie ik het maar in Brussel, dacht ik. In zijn atelier. De zon schijnt voor het eerst volop en we banen ons een weg doorheen een bijzonder druk centrum met volle terrassen, banken en groen, bijna van het mondmasker bevrijde, behoorlijk uitzinnige mensen, en geen auto’s tussen Beurs en Fontainas.

TAAL EN TITELS

Comment tuer l’amant de sa femme quand on a été élevé comme moi dans la tradition?” Zo heette de tentoonstelling in Mechelen. Het is een regel uit een lied van Brel. Ceulers’ artistieke praktijk eist haar plaats op in de lange traditie van de al zo vaak dood verklaarde schilderkunst. Hij doet dit door die traditie en de verhouding van de kunstenaar ertoe in vraag te stellen. Hoe kun je daar nog vernieuwing in brengen zonder de traditie te verloochenen? Zijn werken bevatten diverse invloeden, materialen, en stijlkenmerken ontmoeten elkaar of gaan in confrontatie. Hij becommentarieert, wendt taal aan en laat rijkelijk humor binnen. In het appartement haalt hij uit metalen boekenrekken  monografieën uit van Kippenberger, Rauschenberg, Raveel (nogal gewonnen voor diens beginperiode)… Vooral een werk als Raveels “Het verschrikkelijke mooie leven”. Het werk waarin een vogelkooi en twee kanaries “leven”. Mooi, maar tegelijk die onvrijheid. Mooi én verschrikkelijk, dus. Dat dubbele.  

Ceulers’ werk laat je niet gemakkelijk los. Ik blijf maar met die kanaries in mijn kop zitten. Kleine, nietige, kleurrijke vogeltjes waar een soort fierheid en zelfzekerheid vanaf straalt. In hun eentje of samen op een lange rij. De kunstenaar zelf?

GLITTER, MAAR DAN UIT DE GOOT

Ik wil ze graag van dichtbij monsteren. En net dàt is even wennen: Ceulers schildert, assembleert binnen zijn werk dat eigenlijk tegelijk ook een beetje sculptuur wil zijn, delen maken een geheel. Van wrakhout maakt hij paneeltjes, lapjes textiel worden canvas, repen karton en piepschuim worden kaders (verwacht niet steevast een vierkant of een rechthoek) en met kippengaas en plastic flessen maakt hij sculpturen. De rotzooi (vaak brokken spiegel) die hij ’s nachts uit de Brusselse goot raapt krijgen een plaats in zijn werk. Glitter, maar wel uit de goot. Er is natuurlijk ook de verf. Die onnavolgbare mix van figuratie en abstractie.

Al schilderend en bricolerend geeft hij commentaar op de geschiedenis van de schilderkunst. In het verloederde pand ontwar ik geen enkel gaaf doek. Van een wit canvas heeft hij schrik. Dan loert de traditie immers wel erg sterk om de hoek. En of hij kan schilderen. In een van de vertrekken van het ruime atelier  zie ik met louter wat verfstrepen het New Yorkse Guggenheim-museum. Indrukwekkend!

En dan toch weer die kanaries. Ze gedijen in zijn werk. Ik ontwar er zelfs een met een kapsel à la Boris Johnson. Geestig en een beetje beangstigend tegelijk. Ze trekken mijn fantasie op gang. Het kooitje aan de muur bij ons thuis, vroeger. In de enige plaats waar we met een bende (twee ouders, zeven kinderen en welgekomen vrienden) “leefden” of op z’n minst zaten om te eten. Geen stoel geleek op een andere. Waar hadden wij die vandaan? Een kooitje met een vogeltje (waar de kat af en toe vanop de eettafel bedekt met een toile cireé naar zat te smakken) tegen een in gele email geverfde muur die elke lente een tint lichter werd gewassen. Een klein levend vederding waar ik amper aandacht voor had. Nooit werd een poging ondernomen tot een vorm van conversatie met het kleine wezentje hoog aan de muur. Elders, bij wat vereenzaamde oudere mensen gebeurde dat wel eens. Dit had ik als jonge jongen gemerkt.

De kanaries van Ceulers doen me ook denken aan de talloze busritten met mijn lief en later eega doorheen een stukje Andalousië: van de havenstad Malaga naar een strook strand. Doorheen wijken met hoge, grijze, lapidaire appartementsblokken en her en der ertussen een kleine woning van een neringdoener. Povere “kazernes” waar hoog aan de muur heel vaak een kooitje hing met een kanarie in. En ik denk aan Joseph, dichtbij ons huis, de brulboei die in onze kleine stad groente kweekte en een huisje had gebouwd voor zijn kanaries. Alleen die nietige wezentjes konden hem vertederen. Ik denk aan Pierre, die ik wel eens verdoemde omdat hij katten vergiftigde om zijn volière af te schermen.

Dit doet Ceulers werk allemaal met deze jongen. Soms ook werken met alleen wat woorden en bijna steevast lange titels. Hij haalt ze uit de wetenschap, de popmuziek, de film, de kunst, de geschiedenis, de science-fiction, de filosofie… Ze helpen de beelden/objecten om verhalen rond te bouwen. “Une allégorie au ready-made ou les artistes qui peignent abandonnent leurs pinceaux pour choisir des objets du quotidien comme le peigne (DA DA DA)”, Corpse after negating visual art strategies (C.A.N.V.A.S.), The return of the dead mother with new problems”, “When the world is flooded dance in the rain”. Een losse greep. Ik amuseer me. Voel me vrij en denk. Dit doet het werk van Michiel Ceulers met je.

Author: Johan Debruyne

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op